
VERBLIJF TE TJIBODAS. 43
tot een onderzoek uit. De vraag deed zieh voor, hoe
groot het groeiende deel is, hoeveel de. groei per dag
bedraagt, welke piek het sterkst groeit, hoe groot de
groei in het licht en in het donker is, of ze ook licht-
of zwaartekrachtkrommingen vertoonen en zoo meer.
Voor de beantwoording van die vele vragen scheen dit
orgaan zieh bijzonder te leenen. Voor het merken bij
het bepalen van den groei wordt meest Oost-Indische
inkt gebruikt, maar de stroomen regen buiten zouden
dit direct afspoelen. Gelukkig was A m a t juist bezig met
het schrijven van naambordjes voor den tuin met een
soort zwarte verf. Het bleek, dat deze stof gemakkelijk
met een houtvezel in zeer kleine merken was aan te
brengen en niet afspoelde. En uit verschillende proeven
volgde, dat van een schadelijken invloed van deze
merken op den groei niets was te bespeuren.
Längs de paden in het oerbosch, die niet te ver van
huis lagen, werden telkens geschikte luchtworteis uitge-
kozen voor de proeven. Tweemaal per dag deed ik de
ronde, om 8 uur ’s morgens en 4 uur ’s avonds. Vooral
de rondgang om 4 uur leverde vaak moeilijkheid op om
den regen. Het meten van den groei en het zetten van
nieuwe merken onder zware gietbuien O was lanog niet
gemakkelijk. Soms had ik toeschouwers van uit de hooge
boomen en dan wierpen zij vaak uit de hoogte de
vruchtenschillen op den grond. Dat was de Oewa-aap
(Hylobates leuciscus) grijs van kleur en witachtig van
onder, die in troepjes over de takken liepen. Om te
zien, tot hoever van den top de wortels nog groei vertoonen
en hoe de groei over den wortel verdeeld is,
werden van af den top zonen van elk 10 c.M. afgezet.
Daaruit bleek, dat van den top afgerekend de eerste
10 c.M. in 24 uur 20 ä 26 °/0 in lengte toeneemt, de 2de
14 tot 19%, de 3de 4 tot 1 7% , enz. Verder lieten deze
proeven zien, dat bij enkelen het groeiende gedeelte 30