
den van! de zuidwestelijke vulkaanhelft stolde de lava op
ongeveer T500 M. Nieuwe kraters braken door dit niveau
heen, afwisselende lagen van lava en vulkaanzand hoogden
den bodem op tot de tegenwoordige Zandzee (2100 M.),
die groote blinkende zandvlakte, die ge beneden U ziet
lis'S'en en waaruit hier en daar de zwarte lavaschollen 00
opsteken. Soms stroomde zelfs de lava over den Tjemara
Lawang heen in ’t diepe dal.
Zoo ontstonden er dus in de Zandzee nieuwe kraters,
die echter, naarmate de vulkanische kracht geringer
werd, weer door kleiner kraters vervangen werden. Vrij
o-root is noef de kraterrand van den Widodaren, met
*~> T nog een kleine eigen Zandzee (Segara Wedikidoel), in
welks noordoostrand de kleinere krater Giri ontstond,
met insgelijks een eigen Zandzee (Segara Wedilor), die
opnieuw aan zijn noordoostrand door den thans werk-
zamen Bromo vervangen werd. Afzonderlijk verheft zieh
ten N.-W. van den Bromo de uitgedoofde krater Batok.
Na om 8 ■ uur op den top te zijn aangekomen, bleef
er nog maar een half uur tijd om te bewonderen, te
bekijken, te fotografeeren. Vooral was 00k zoo mooi het
gezicht naar het Oosten met diepe dalen en steile hel-
lingen, met den kleinen rookenden Lamongan (1668 M.),
en ver weg den Argapoera (3086 M.) den hoogsten top
van het ingewikkelde veeltoppige Yanggebergte, dat als
mächtig gevaarte tegen den stralenden oostelijken hemel
afsteekt. &Maar dan zamelen zieh snel de nevels om de
kruinen der hooge bergen, ze glijden längs de hellingen
in de dalen a f en hangen als wolkjes om de krönen der
Tjemara’s, die 00k op de oosthelling van den Penandjaän
rijkelijk groeien (zie fig. 19). Zoo treden de witte wolken
uit het Oosten 00k over den Tjemara Lawang ( = Poort
der Geesten) in het veld van den Bromo en ijlen als
witblinkende schimmen over het vlakke zand.
En opeens is door een dichte wolkenvlaag het heele
tafereel verdwenen. Ook de Penandjaän is gehuld in
een killen mist; droever dan ooit laten de Tjemara’s hun
twijgen treuren en spokig dreigend steken de oude
knoestio-e Boschbesboomen hun doode o takken ver over
den rand in de peillooze grijze diepte (zie fig. 23).
Nu is het tijd nog een oogenblik rond te zien naar
wat er groeit en bloeit op dezen bergtop. De Vicciniums,
waarvan enkelen hier de grootte en gedaante hebben
van oude appelboomen zijn V. varingaefolmm var. par-
vifolium. Die boomen zullen stellig een zeer hoogen
ouderdom hebben. De sneeuwwitte Anaphallis werd
reeds lager aangetroffen. Op de noordhelling vond ik
een struikachtigen boom van Myrica javanica, die alleen
in Midden- en West-Java heet voor te komen. Thalictrum
javanicum ziet er geheel als een Europeesche soort uit.
Verder groeien in het gras, tusschen hooge pollen van
Festuca nubigena, en längs den wegrand: Stellaria saxa-
tilis, Gnaphalium involucratum, zeer lang kruipende
Gaultheria mummularioides, Plantago incisa, Alchemilla
villosa, Galium rotundifolium var. javanicum en de kleine
Gentiana quadrifaria. En dan staat daar nog vrij onaan-
zienlijk van kleur een Orchidee: Habenaria Tosamensis,
een bijzonderheid, daar deze soort tot nu toe nergens
anders op de wereld gevonden is. Het merkwaardigste
plantje van den Penandjaän groeit daar vrij verborgen
tusschen het hooge Festuca-gras: Styphelia pungens, met
kleine rose bloemen en een dünnen stengel, die dicht
bezet is met lancetvormige stijve blaadjes, die aan den
top in een stekel eindigen. Het is de eenige vertegen-
woorjiiger op Java van de familie der Epacndaceae, en
een der verste uitloopers van deze in Australig en op
de Zuidzee-eilanden gecentraliseerde familie. Ze zijn zeer
nauw verwant aan de familie der Boschbessen en zien
er bovendien duidelijk als droogte-planten uit. Hun
optreden hier in Oost-Java gaat hand aan hand met het