
 
        
         
		maar  het  bosch  ziet  er  allerzonderlingst . uit,  want dikke  
 kussens  mos  bedekken  de  paden,  de  knoestige  boom-  
 stronken  en  de  grillige,  körte,  dik  omkleede  takken en als  
 de  zon  doorkomt  glijdt  er  een  fantastisch  bronsgroene  
 glans  door  het  dwergwoud.  Hier  bloeit  nog  de  mooie  
 witte  Psychotria  tusschen  het  frissche  groen  en  op  den  
 grond  zijn  Balanophora s  in  overvloed  te  vinden.  Maar  
 na honderd meter stijgen in de  echte vierde zone gekomen,  
 verändert  de  omgeving  steeds  sneller.  Het  läge  bosch  
 wordt  meer  dor  en  droog,  de  dichte  bekleeding  met  
 groen  mos  houdt  op,  er blijven  slechts  grijze  baardmossen  
 over  en  de  vierde  zone  blijkt  meer  en meer de  zone  der  
 Ericaceeen  te  zijn.  Het  is  in  het  bijzonder  Vaccmium  
 Varingiifolium,  die  op kale, kromme knoestige stammetjes  
 van  3-6  meter  hoogte  een  tamelijk  dicht,  aaneensluitend  
 dak  vormt  van  loof  en  bloesems.  Eigenlijk  is  zoo n  
 Vacciniumboom  een  kleine  boschbesstruik,  die  op  hooge,  
 kromme stelten Staat. Steeds worden jonge bladen gevormd,  
 die  een  prachtvolle  wijnroode  kleur  hebben  en  omhoog  
 staan,  eindelijk verdrogen en ten slotte afvallen. Intusschen  
 worden  dichte  trossen  van  donkerpurperen  bloemen  
 gevormd,  die  later  blauwe  bessen  geven.  En  zoo  schuift  
 in  zoo’n  bosch  de  laag  van  loof en  bloesems steeds verder  
 naar  boven  op  de  hooger wordende  kale  stammen.  Staan  
 echter  die  struiken  afzonderlijk,  zoodat zij  van alle kanten  
 volop  licht  ontvangen,  dan  ontwikkelen  zij  meer  een  
 ronde  wijde  kroon  en  kunnen  ten  slotte  een  vorm  
 krijgen  zooals  op  de  foto  van  den  Penandjään  (fig.  23)  
 te  zien  is.  Maar  waarschijnlijk  zijn  die  boomen  wel  
 buitengewoon  oud.  Het  bosch  wordt  dan  lager  en meer  
 open  en  zijn we  tot  op  den  rand  van  den  krater gekomen,  
 dan  straalt  ons  een  zee  van  licht  en  vroolijke  kleuren  
 toe.  Afdalend  längs  een  smal  pad  komt  men  tot  in  het  
 kraterveld  van den Gedeh, vol  steenen en lapilli, maar 00k  
 aan den  rand  vol  kleuren:  de  roodgetopte,  kleine  struiken