
Fig. 19. Het gezicht vanaf den Penandjaän naar het Oosten bij opkomenden mist.
Op den voorgrond een Euphorbia, een paar Boschbesboomen en verder Casuarina montana.
N A A R HET T E N G G E R G E B E R G T E .
(Met een kaartje vcm de Tenggerkralers).
(Cheribon-Weleri-Pasoeroean-Tosari-
Nongkodjadjar- Malang-Pasoeroean-Klaten-
Boro Boedoer).
E T een der Nederland-booten maakte
ik de reis van Batavia naar Soerabaja.
Dit is een geschikte, rüstige manier
van reizen om 00k nog wat van Ja v a ’s Noordkust te
zien. Op 18 Januari in den namiddag van Tandjong Priok
vertrokken, kwam de boot om 10 uur voor Cheribon.
In den nacht was het vrij siecht weer geweest door zwaar
onweer en dichte regens, waarvoor langzaam gevaren
moest worden. Van zee uit gezien ligt Cheribon daar
niet onaardig met op den achtergrond den kegel van
den Tjermai. De prauwenveerdwang was hier zoo sterk,
dat de agent der Maatschappij alleen de passagiers
bestemd voor Cheribon aan den wal bracht, maar hen,
die eenige uren voor zaken of genoegen aan land wilden,
liet staan, tot het prau wen veer ze wenschte te vervoeren.
Daardoor werd de tijd aan den wal nog meer beperkt.
Sterk ontwikkelde vloedbosschen waren in de buurt niet
te vinden, maar een jongen wees den weg naar een piek
aan het strand, waar opnieuw jonge Mangroveboschjes
waren opgeslagen. Als wilgenboschjes längs onze rivier-
oevers groeide daar een dichtaaneengesloten massa van
Avicennia officinalis, een Verbenacee, met kleine oranje