
Op 800 M. bloeiden de eerste Daturas (D. arborea),
die bij Tosari in zoo groote menigte voorkomen, en hoewel
zij uit Amerika ingevoerd zijn, thans tot de meest op-
vallende planten van het Tenggergebergte behooren.
Op 1000 M. hoogte trof ik Sanicula eitropaea aan, die
hooger boven Tosari meer algemeen wordt en daar
duidelijk te onderscheiden is van de europeesche Sanicula's,
vooral doordat de bloemetjes vaak blauwig van
kleur zijn. Op deze hoogte wordt veel aangetroffen
Trema ambonensis, (A n g g r o e n g ) , een Ulmacee, een
hooge boom met kalen rechten stam, stijf afstaande
zijtakken, en bladen, die in een lange spitse topslip
verlengd zijn, meest neerhangen en zoo wel wat aan
het loof van den Eucalyptus doen denken. Ook groeit
hier de Te r rong Blanda {Cyphomandra betaced), welks
eiergroote hangende vruchten tot een heerlijk gerecht
worden gemaakt, dat smaakt naar rabarber en bessenjam!
Deze plant wordt ook in de Padangsche Bovenlanden op
dezelfde hoogte aangetroffen b o en moest meer worden
gekweekt. Na tot 1100 M. te zijn gestegen versehenen
de eerste Boterbloemen, (Ranunculus diffusus), die over
’t algemeen pas veel hooger in ’t gebergte beginnen
op te treden. Waarschijnlijk zijn ook längs een zoo druk
beganen weg als dezen de grenzen dezer planten vrij
ver benedenwaarts verschoven, door het meesleepen van
zaad van boven, dat aan de wilde randen van den weg
weer wortel schoot. Die boterbloemen, die ons dichter
brengen bij Europa, zijn een aankondiging van de aan-
komst in het volle hooggebergte. Evenzoo eene soort
Bidens, welk geslacht een maand te voren bij Kandang
Badak {2400 M.) werd gevonden.
Tot nu toe voerde het pad längs uitgestrekte half-
wilde koffietuinen, beschaduwd door den D a d a p (E ry -
thrina), waarvan de niet zeer scheutige opbrengst door
de bevolking tegen plukloon bij het gouvernement wordt
ingeleverd. Op 1200—1300 M. hoogte eindigt deze koffie-
cultuur, maar de D a d a p blijft hoogerop nog doorgaan,
en terwijl de P i s a n g hier nog gekweekt wordt, beginnen
nu de ma ïsvelden steeds uitgestrekter te worden en
daartusschen liggen bedden met frissche s la en kool en
akkers met aar dappels en uien.
Het is nu wel te betreuren, dat de oorspronkelijke
natuur van de kaal geworden Tenggerhellingen zoo weg-
gedrongen is, maar men gevoelt bovenal bewondering
voor deze arbeidzame inlanders, die tot tegen de steilste
heuvelruggen hun maïs en groenten verbouwen, welke
welig groeien op de zeer vruchtbare akkers.
Nog groeien hier de laatste Zingiberaceeën, en veel
bloeit hier nog tusschen de struiken Mussaenda, een
Rubiacee met gele bloemen, opvallend vooral, doordat
aan de vele bloemen een der 5 kelkslippen in een groot
helderwit blad is veranderd.
Opmerkelijk is een struik, dien de inlanders Mentjokkan
noemen, met kleine roode samengestelde bessen (schijn-
vruchten)^ en ruige, tusschen de nervatuur gebobbelde
bladen, die van onder grijsviltig zijn. Dit is Debregeasia
longifoha. Deze plant, waarbij ik op het zien der vruchten
ter herkenning aanteekende: moerbei-achtig saamgestelde
vruchten, kan er weer voor pleiten aan eigenschappen
uitdrukkende namen (vroeger als Morocarpus vermeld!)
de voorkeur te geven boven den weinigzeggenden naam
van een geleerden peetoom.
De weg gaat nu hoogop, vaak längs de ruggen der
bedingen van de dikwijls pyramide-achtig afgeplatte
bergen. Hooger wijst de slingerende laan van Tjemara’s
en weg, die tot Tosari zal voeren. Zware wolken be-
dekken al lang de kruinen der hoogste bergen en over
de heuvelruggen rollen de witte killige nevels al lager
én glijden door de dalbeddingen naar beneden. Het wordt
tijd Tosari te bereiken, want het weer heeft zieh al