
 
        
         
		tropische  plantengroepen,  de  een  na  den  ander,  ons  op  
 weg  naar  boven  in  den  steek  en  worden  vervangen  
 door  koel-tropische  typen,  waarvan  we  in  eenige  hon-  
 derden  meters  hoogte  de  opkomst,  het  hoogtepunt  en  
 het  uitsterven  kunnen  waarnemen.  En  dit  juist  is  voor  
 den  bioloog  het  belangwekkende van een bergtocht. Want  
 nauwelijks  hebben  de  Eiken  in  de  benedenhelft  der  
 3e  zone  hun  hoogtepunt  bereikt,  of  de  Laurineae  beginnen  
 talrijker  op  te  treden naarmate de Eiken minderen;  
 en  naar  gelang de  hooge  stammen  der Dipterocarpaceae,  
 Meliaceae,  Mägnoliaceae  verdwijnen,  treden  die  der  
 Podocarpus-soovten  er  voor  in  de  plaats.  En  zoo  vormen  
 de  Laurineae  en  Podocarpus,  tegelijk  met  de  Saurauja-  
 boomen  (Ternstroemiaceae)  met  hun  witte  bloesems,  het  
 kenmerkend  geboomte  van  het  midden  en  de  bovenhelft  
 der  derde  zone. 
 Längs  den  weg,  die  vam Tjibodas  tot  Tjibeureum  leidt,  
 en  die  later  wordt  afgewisseld  door  een  schuimend  witte  
 beek  met  verwilderde  Dahira  arborea  en  door  een  moe-  
 rassig  deel  met  E^^patorium,  vallen  vooral  de  volgende  
 planten  in  en  onder  de  groote  boomen  op: 
 Asplenium  Nidus,  Nestvaren,  typisch  voor  deze  zone  
 met  kelkvormige  rosetten  op  en  om  de  boomen  (fig.  5).  
 Verder Polypodium, Dipteris (vooral hoogerop),  en  hier  en  
 daar Böomvarens (b.v. Cyathed), Heptapleurum(Araliaceae)  
 struik  met  handvormig  samengestelde  bladen,  Elaeagnus-  
 struiken,  P ip e r  als  liaan  op  Podocarpus,  soorten  van  
 A rd isia   (Myrsinaceae),  Ophiorrhiza  (Rubiaceae)  met  
 witte  sterbloemen,  vooral hoogerop  in deze  zone, Dtchroa  
 cyanitis  (Saxifragaceae) met wit-blauwe  bloempjes. Praha  
 montana  (Lobeliaceae)  met  violet-rose  bloemen  heeft  
 groote  ronde  donkerpurpere  vruchten  en  is  forscher dan  
 P .  N^lmm^^laria,  die  o.a.  in  het park  van  Tjibodas  kruipt  
 in  het  gras.  Campanumaea  javamca  sluit  na  bij  Praha  
 aan,  00k  door  gelijkenis  in  vruchten,  die  als  vruchtbeginsel  
 tusschen kroon  
 en  kelk  staan. Verder  
 soorten  van Solanum,  
 een  enkele  Zingiber,  
 en  Cyrtandra  (Gesne-  
 raceae),  waarvan  C.  
 picta  met  witte  bloemen  
 zeer  algemeen  
 voorkomt. 
 Merkwaardig is dan  
 nog  voor  deze  zone  
 Strobilanth.es  (Acan-  
 thaceae),  waarvan  S.  
 elahis  in  groote  me-  
 nigte  hier  en  daar het  
 onderhoutin hetbosch  
 vormen.  Bloeien deze  
 tot  4  M.  hoog  wor-  
 dendehalfstruiken met  
 witte  bloemen  en  hun  
 witte,  groenomrande  
 schutbladen,  wat  zel-  
 den  voorkomt,  dan  is  
 dit  een  prächtig  ge-  
 zicht';  later vindt men  
 dan  de  planten  als  
 regimenten  halfdorre  
 stengels  van  alle  
 schoonheid  beroofd.  
 Kleurige  bladen  van  
 Begonia  robusta  en  
 saprophytische bleeke  
 Orckideeen  op  den  
 grond en kleurige epi-  
 phytische  orchideeen 
 F ig.  6.  De middelste  van  de  drie  vallen  bij  
 Tjibeureum.  Rechts  is  nog  de  kleinste  
 tusschen  het geboomte  zichtbaar.