
 
        
         
		Haan:  „Hangt  dan  op  zekeren  afstand  van  den  stam,  
 aan  een  der  takken  een  Cissus-rank  ( Ju n g h .  bedoelt  hier  
 geen  rank  maar  luchtwortel)  ter  lengte  van  honderd  
 voet  in  eene  vertikale  richting  benedenwaarts,  zonder  dat  
 hij  in  takken  is  verdeeld  —  of  rijst  hij  in  die  richting  
 zoo  hoog  opwaarts  (ik  weet  niet  aan  welke  dezer  beide  
 uitdrukkingen  de  voorkeur  behoort  gegeven  te  worden),  
 dan  heeft  de  reiziger  bij  het  beschouwen  van  een  derge-  
 lijken  Rasamala-stam,  op  die  wijze  omvlochten  en  met  
 nevenstammen  omgroeid,  een  tafereel  voor  oogen,  dat  
 meer  dan  elk  ander  geschikt  is  om  hem  een  wäre  voor-  
 stelling  te  leveren  van  de  majesteit,  van  de  verbazende  
 groeikracht  der  tropische  natuur.” 
 De  Rasamala  geeft  een  soort  hars  en  in  de  holten  der  
 oudere  boomen,  die  ten  deele  met  die  hars  gevuld  zijn,  
 worden  vaak  nesten  eevonden  van  een  kleine  angellooze  
 bij  (Melipona  vidua).  De  boom  komt  voor  van  Achter-  
 Indie,  over  Sumatra  tot  in  W.-Java,  niet  oostelijker. 
 De Poespa-boom (SchimaNoronhae; Gordoniajavanica)  
 komt  ook  alleen  in  het  Westen  van  Java  voor,  behoort  
 tot  de  familie  van  den  theestruik,  en  kan  tot  40 M.  hoog  
 worden.  De  groote  witte  bloesems  en  de  ronde  zaad-  
 doozen  liggen  dicht  onder den  boom  gespreid,  die  boven-  
 dien  opvalt  door  het  bruin-rose  jonge  loof,  dat  afsteekt  
 in  de  donkergroene  dichte  loofkroon.  Onder  de  hooge  
 boomen  treden  verder  op  den  voorgrond Neesta  alüssima  
 (Malvaceae);  Dipterocarptis,  waarvan  de  roodbruine  
 gevleugelde  zaden  op  den  grond  liggen;  Dysoxylon  densi-  
 flo ra   (Meliaceae)s  waarvan  het  harde  lichtkleurige  hout  
 voor  meubels  gebruikt  wordt;  Michelia  (Anonaceae)  
 met  gele,  welriekende  bloemen. 
 Onder  de  lianen  treden  in  de  tweede  zone  vooral  
 Cissus-soorten  en  Rotan  (Calamus)  op  den  voorgrond.  
 De  Rotan  loopt  door  en  over  het  kreupelhout,  maakt  
 bochten  en  slingers  en  verdwijnt  dan  zieh  windend 
 w  / J' Ein,