
ontgonnen of voor een groot deel leeggekapt, toch is
er nog zooveel inoois en zooveel schaduw te genieten.
Vooral waar de weg een eind beneden Nongko Djadjar
door het bosch van Bodo gaat, staat men versteld over
de reusachtige boomen, die op de meer opengekapte
plaatsen soms geisoleerd zijn blijven staan en daar dan
meer dan ooit hun majesteit doen gevoelen.
Fig. 25. Wilde Pisang op een open zonnige piek in het oerwoud
bij Nongko-Djadjar,
Een soort Wa r i n g i n s met vrij groote bladen, die
de koelies B o e l o e noemden, waren hier mächtig ont-
wikkeld. Het meest op vallend is rechts van den weg
een exemplaar met een drie-voudigen stam, waarvan de
drie kolossale lichtgrijze zuilen den enormen gemeenschap-
pelijken kroon dragen. Veel groeit hier weer Trema ambo-
nensis, de rechtstammige stijfvertakte boorri met spits
toeloopende bladen, die zeer eigen is aan de tweede zone,
Insgelijks daalde niet beneden de tweede zone een hooge
boom, blijkbaar tot de Leguminosen behoorend, dien de
koelies Klohor noemden, waaronder meestCassia Fistula
verstaan worden, in alles forscher dan de D j o e a r (C.
floridd), die beneden de tweede zone in de plaats van
den K l o h o r trad. Epiphytische vijgen-soorten, meest met
wit en zwart gevlekte stengels, klemmen zieh met kracht
om de gladde hooge stammen en klimmen tot boven in
de krönen der hoogste boomen, waarin dichte nesten
met varens hun wuivende bladen bewegren.
Op ongeveer 800 M. hoogte opent zieh opeens een
ver uitzicht over een wijd en uitgestrekt sawah-landschap,
dat met eindelooze terrassen tot ver naar de vlakte
zieh uitbreidt (zie fig. 26). j Is een rijke afwisseling van
blinkende spiegelblanke watervlakken tot maische frisch-
groene rijstvelden in afgepaste vakken, Terwijl hier de
grauwe karbauwen, den ploeg trekkend, door den modder
plassen, ziet ge elders als bonte bukkende poppetjes de
vrouwen de bosjes jonge geelgroene rijst in de pas
doorwerkte, met water bedekte akkers uiteenplanten. Op
den achtergrond van dit tooneel,|^Seen beeid van het-
geen de inlander op het gebied van landbouw en bevloeiing
kan ten beste gevenS-verheft zieh de langzaam opstijgende
Ardjoeno, de vijftoppige en Veel vereerde bergkolos,
die zoo’n groote rol speelt in de sagen en het gelooi
van den inlander, en zieh nu met zijn wolken omwikkelde
kruin aan de oogen der profanen heeft onttrokken, hoog
daar tronend in der goden nevelensfeer.
Tegen de hellingen in den wijden omtrek en in het
dal om zijn breeden voet ploeteren daar beneden de
duizenden kleine menschen op de blanke akkers en straks
op de gelende velden. Zij ploegen, zaaien, planten, zij
werken en zij wachten op den oogst en onder Ardjoeno s
toezicht zendt de zon zijn energieke stralen, laten wolken