
 
        
         
		F ig .  i.  Gezicht  over  den  vijver  en  het  park  van  Tjibodas  op  den  Pangerango. 
 DE  BERGTUIN  VAN  TJIBODAS  EN  DE  BOSSCHEN  
 VAN  DEN  PANGEBANGO 
 (met  een  kaartje  van  den  Gedeh-Pangerango). 
 E S T I G   jaar  geleden  heeft  Ju n g h u h n   
 den  plantengroei  van  Jav a  in  twee  
 deelen  van  zijn  omvangrijk werk over  
 dit  eiland,  met  een  krachtigen  stijl  en  in  forsche  trekken  
 geografisch  beschreven  op  een  wijze,  die  tot  dusver  
 onovertrofien  is.  Vergelijkt  men  Ju n g h u h n ’ s  beschrijving  
 met  alles,  wat  later  versehenen  is,  dan  gevoelt  men,  
 hoe  grootsch  de  wijze  is,  waarop  deze  schrijver  zijn  
 onderwerp  wist  te  behandelen  en  te  beheerschen,  zoodat  
 het  werk  klassiek  werd  en  in  dezen  tijd  nog  een model  
 is  op  het  gebied  der  plantengeografie.  Het  zou  te  wen-  
 schen  zijn,  dat  deze  twee  deelen  eenigszins  bijgewerkt,  
 opnieuw  werden  uitgegeven  met  goede  illustratie  van  
 de  plantengroepen,  die  de  schrijver bespreekt.  Meer dan  
 eenig  ander  boek  kan  voor  een  plantkundige  het  raad-  
 plegen  van  dit  werk  bij  een  reis  naar  Jav a   worden  
 aanbevolen. 
 De  grootste  Verdienste  is  namelijk,  dat  Ju n g h u h n   den  
 geheelen  plantengroei  van  Java heeft  verdeeld  in groepen  
 en  van  elk  dier  groepen  een  beschrijving  geeft  over  de  
 omstandigheden,  het  algemeen  karakter,  en  de  voor-  
 naamste  planten,  die  daartoe  behooren.  Die  verdeeling  is  
 zoo  helder  en  eenvoudig,  dat  ik  door een  inhoud  op  het  
 boek  te  maken  van  verschillende  planten  den naam  kon