
 
        
         
		NAAR  DEN  PENANDJAäN  (2780  M .j  1 2 1 
 panulacee.  Twee  Boraginaceeén  vallen  op,  de  een  met  
 een  Myosotis-achtige  lange  uitgegroeide  bloeiwijze  met  
 kleine  blauwe  bloemen,  de  ander  met  een  meer  ge-  
 drongen  bloeiwijze  met  grooter  bloemen,  die  dichter  bij  
 de  hier  grootere  bladen  zitten.  De  laatste  is  zeker  Cyno-  
 glossum  furcatum,  de  eerste  wellicht  een  vorm  ervan.  
 Pimpinella  javana  met  groote  oningesneden  bladen  is  
 een  forsche  plant,  alleen  uit  Oost-  en  Midden-Java  behend  
 met  een  paar  na-verwanten  in  ’t  gebergte  van  
 Voor-Indie.  Pimpinella  pruatjan,  die  nog  hooger  op  den  
 Penandjaän  groeit,  heeft  ingesneden  bladen,  en  komt  
 alleen  in  Oost-  en  Midden-Java  voor.  Wat  hooger  op  
 groeit  Valeriana  Harclwickii.  Opvallend  aan  Bryonia’s  
 herinnerend,  eroeien  daar  twee  ’  O Cucurbitaceeen  dicht 
 b'ijeen :  Melothria  punctata  en  Momordica  charantia,  die  
 zieh  van  de  eerste  door  een  iets  anderen  bladvorm  en  
 een  andere  tint  onderscheidt.  Verder  een  Labiaat  
 (Satureia  umbrosa  var.  javanica)  längs  den  boschrand  en  
 algemeen  Polygonum  chinense  var. corymbosum. Euphorbia  
 Rothiana  is  ook  een  typische  plant  voor  de  Oost-  
 Javaansche  bergen.  Onder  de  struiken  valt in  ’t bijzonder  
 op  Dodonaea  viscosa,  die  als  kleine  boom  eenige  meters  
 hoog  kan  worden  en  kenbaar  is  aan  zijn  twee-  of  drie-  
 vleugelige  zaden.  't  Is  een  Sapindacee,  die  tegelijk  in  
 de  strandvegetatie  van  O.-  en  W.-Java  gevonden wordt  
 en  in  het  hooggebergte  van  Oost-Java.  Ook  groeit hier  
 P ilea  trinervis,  een  Urticacee,  een  forsch  kruid,  dat  een  
 paar  meter  hoog  kan  worden,  met  drienervige  bladen  
 als  van  een  Melastomacee. 
 Eiadelijk  voert  het  steile  pad  tot  op  den  top  van  de  
 rijkbegroeide  helling,  en  leidt  dan  door  hoog  gras,  
 tusschen  Javaansche  Edelweiss  en  onder  hooge  Vacci-  
 niumboomen  door  tot  aan  den  rand,  den  600  M.  diepen  
 afgrond  van  den  Penandjaän,  die  hoog  hier  troont boven  
 het  geweldige  vulkaanlandschap  van  den  Tengger,  dat