
zwaar verkregen oogst zelf kon behouden. En daardoor
hier menschen, die vrijmoedig hun meening zeggen, die
trotsch zijn iets te weten of Hollandsch te kunnen spreken,
en ginds lieden aan wie de adat verbiedt de taal te
gebruiken, die hun de ontwikkeling kan brengen en
wier innerlijke beschaving voor een deel moet bestaan
in het verborgen houden van eigen gevoelens.
Natuurlijk mag ik mij niet wagen bij zoo kort verblijf
aan een oordeel over de Minangkabauers en wat hier en
daar in geschriften wordt gevonden, is dikwijls zeer
tegenstrijdig. Toch kan dat dikwijls minder günstige oordeel
geenszins te niet doen den aangenamen indruk, dien
ik, oppervlakkig genomen, van deze bevolking kreeg.
Zou het gewaagd zijn te onderstellen, dat deze lieden
vlugger en gemakkelijker tot ontwikkeling te brengen
zijn, dan de bewoners van Java? Zeer groot is de drang
om de kinderen naar de scholen te zenden, waar Hollandsch
geleerd wordt, en men krijgt den indruk, dat vele typen
onder hen groote intelligentie bezitten. Zij worden boven-
dien in hun vooruitgang veel minder o o belemmerd door
hardnekkige adatbeginselen. Het bedrijf van goud- en
zilverfiligraan, van kant-, van vlecht- en weefwerk toont
ook voldoende hun aanleg voor industrieelen arbeid.
Een zeer mooie gelegenheid om iets naders te zien
van dit Volk deed zieh voor te Pajacambo, waar juist
ter eere van hoog Europeesch bezoek een feestelijke
ontvanog st was og eorg<_>aniseerd.
Per spoor gaf de rit naar Pajacombo, onder leiding
van den Ass.-Resident, den heer W e s t e n e n k , reeds genoeg
te zien, vooral waar men tusschen Bässok en Piladang
de kalkige, grillige rotsen van den Kamang passeert en
voorbij Bassok rijdt door het Steenen Veld, een terrein
bezaaid met lavabrokken van een oude uitbarsting van
den Merapi.
Pajacombo (512 M.) aan den noordvoet van den Sago,
eveneens in een vlakte van puimsteentuf, is de hoofd-
plaats der 50 Kota en beroemd om zijn groote markt
onder de oude waringins, waar tal van aardige zaken
zijn te koopen als voorbeelden van inlandsche industrie;
beroemd ook om de kloof van Harau, een zeer smal dal
tusschen 200 tot
300 M. hooge wanden
van zand-
steen.
Met een der
larashoofden reed
ik door de uiterst
vruchtbare vlakte
van Pajacombo,
waar de rijkdom
aan kokospalmen
opvallend was.
Het valt möeilijk
den indruk te be-
schrijven van het
zonniOg e kleuriöge
tooneel om het
Og roote,' Maleische
huis, waar wij ont-
vangen werden.
Dit huis was van
een ouden, zeer
Fig. 32. Twee aanzienlijke vrouwen rijkenMaleier,die,
uit Pajacombo. curieus genoeg, in
naam de ontvangende
gastheer was, maar zijn rijkdom op zoo weinig
eervolle wijze verdiend had, dat hij zonder aanzien op
den achtergrond bleef. De woning was grootendeels
gebouwd door Chineesche werklieden. Twee steenen
trappen gaven toegang tot een soort overdekt bordes,