
 
        
         
		de  genoemde  Medinilla,  Varens  en  andere  epiphyten,  de  
 T j a n t i g h i ’s,  waaronder  de  inlanders  vele  Ericaceae  
 verstaan.  Daaronder  Vaccinium  hicidum  met  roode  bloe-  
 men,  soms  als  een  boompje  van  eenige meters  boven  op  
 andere  stammen  levend,  en  meer  opvallend  de  Rhododendron  
 javanicum  met  groote  zalmkleurige  tot  steen-  
 roode  bloemklokken.  Maar  met  deze  planten  betreden  
 wij  eigenlijk  reeds  de  volgende  zone.  Gaat  men  van  uit  
 Tjibodas  het  oerbosch  in  en  grooter tochten maken,  dan  
 betreedt  men  feitelijk  direct  het  gebied  der  derdev zone. 
 De  derde  zone;  naar  Tjübeureum  en  
 Kandang  Badak. 
 Wie  van  Tjibodas  uit  den  weg  aflegt  tot  Kandang  
 Badak,  doorloopt  juist  de  derde  zone  in  haar  geheele  
 breedte.  Wie  een  tijd  lang  in  den  bergtuin  blijft,  kan  beginnen  
 met  een  tocht  naar het z.g. Huis ten Bosch, waarbij  
 men  zieh  meer  van  de  wandeling  dan  van  het  eindpunt  
 moet  voorstellen,  dat  enkel  de  piek  is  waar  vroeger een  
 schuilhut  stond.  Deze  weg  ligt  het  meest  oostelijk  en  
 doorloopt het geheele  terrein, dat bij den bergtuin behoort,  
 het  terrein  van  de  genummerde  boomen,  en  is  daarom  
 van  veel  belang  om  eerst  op  de  hoogte  te  komen  van  
 de  belangrijkste  vormen.  Waar  die  weg  dicht  längs  het  
 diepe  ravijn  loopt,  dat  de  grens  is  van - h et,gebied  van  
 Tjibodas,  daar  groeit  overvloedig Nepenthes.melamphora  
 (met  de  insectenvangende  bekers)  op  den  rand  van  den  
 afgrond.  Op  dien  tocht  wijst  S ap iin   de  vindplaats  van  
 het  levermos  Treubia,  en  brengt  U,  de  vindplaats  liefst  
 geheim  houdend,  het  mooie  aard-orchideetje  Corysanthes  
 mucronata  met  een  enkel  zilverig  geaderd  blad  en  een  
 purper-gevlekte  geaderde  bloem  op  een  wit  stengeltje.  
 Forsche  Freycinetias  (Pandanaceae)  klimmen  hier  tegen 
 i 
 de  stammen  der  hooge  boomen.  Het  laatste  stuk  van  
 dit  pad  wordt  zeer  steil  en  vrij  zwaar.  Belangrijker  en  
 mooier  is  de  tocht  naar  de watervallen  van  Tjibeureum. 
 Wie  onderweg  veel  wil  zien,  verzamelen  eh  fotogra-  
 feeren,  rekene  op  drie  uur  heen,  een  uur  däär  en  een  
 uur  terug.  Maakt  men  den  tocht  vlug,  dan  kan  men  er  
 te  voet  binnen  1 1/2  uur  zijn  en  is  het  geheel  binnen  
 drie  uur  te  doen. 
 Onder  de  hooge  boomen,  die  we  op  deze  tochten  in  
 de  derde  zone  ontmoeten,  behooren  de  volgende  tot  de  
 merkwaardigste.  Aanvankelijk  vergezellen  ons nog enkele  
 Vijgensoorten,  die  we  herkennen  aan  de  op  den  grond  
 liggende  vruchten.  Maar  naarmate  deze  zeldzamer  worden  
 treden  des  te  talrijker  de  Eiken  op,  die  in  het  
 benedendeel  dezer  zone  hun  hoogtepunt  hebben.  Het  
 geslacht  Quercus  wordt  door  den  Soendanees  P a s a n g   
 genoemd,  terwijl  vele  soorten  met  een  bijnaam  worden  
 onderscheiden.  De  Javaansche  eiken  hebben gave bladen,  
 niet  gelobd  zooals  de  Midden-Europeesche,  noch  getand  
 zooals  de  subtropische.  De  eikels,  die  hier  in  menigte  
 op  den  bodem  liggen,  zijn  meest  breed  en  plat  en  ver-  
 schillen  dus  van  de  ons  bekende  eikels. 
 Verder  groeien  hier  nog  Castanea  javanica,  te  herkennen  
 aan  het  wit-grijsgetinte  loof,  terwijl  Engelhardtia  
 (Juglandeae)  kenbaar  is  aan  ’t  enkelvoudig  gevind  blad  
 en  neerhangende  bloeiwijzen.  Tot  de  hoogsten  behoort  
 Cedrela  Toona  (Meliaceae)  met rossigen  stam  en  gevinde  
 bladen. 
 Nog  vindt  men  hier  de  zware  masten  van  Dysoxylon  
 (Meliaceae)";  van  de  Leguminosen,  zoo  rijk  in  de  eerste  
 zone,  nog  Pithecolobium montanum,  waarvan  het  fijne  loof  
 trapeziumvormige  blaadjes  draagt;  van  de  Magnoliaceae  
 Talauma  Candollii,  met  crhme-ldeurige  bloemen  en fijnen  
 citroengeur. Van de  palmen enkel nog hier en daar Caryota  
 met  vischvin-vormige  bladslippen.  En  zoo  laten  de warm