
vaak bonte kleuren. Opvallend arm is de mangrove aan
epiphyten, een gevolg van de nabijheid van zeewater
en van den daardoor zoutigen aanslag op stammen en
takken der boomen. Wel vond ik op een der stammetjes
niet ver boven den modder Dendrobium aloifoliwn en
van uit de boot vielen toch in de hoogere boomen, in de
B ruguierds, hier en daar groote nesten op van prächtige
varens, vooral Platycei iums, terwijl op andere plekken
Hydnophytum had postgevat. Die Hydnophytum is bekend
als woonplaats voor mieren, die zieh nestelen in de holten
der knolvormige verdikkingen, die de plant vertoont.
Vanaf het water waren die knolachtig opgezwollen
deelen duidelijk te zien. Hoewel men een nauw verband
zocht tusschen het mierenbezoek en het ontstaan dezer
knollen, kon T r e u b bewijzen, dat deze knollen met lucht-
o-angen, ook bij Myrmecodia eveneens een mierenrijke
Rubiacee, evenzeer ontstaan wanneer ze opgekweekt
worden zonder mieren. Ze werden dan ook door T r e u b
beschouw-d als waterreservoirs voor de plant voorzien
van luchtholten, waarvan door de mieren toevallig een
goed gebruik wordt gemaakt. In den laatsten tijd heeft
M ie h e , hoewel toestemmend, dat tot zoover T r e u b s
opvatting wel juist is, getraeht plausibel te maken, dat
de plant na eenmaal mierenwoning te zijn geworden,
toch achteraf nog wel voordeel kan hebben van de
bewoners, die een deel der holten bemesten. Het is wel
mogelijk, dat er nog een voordeeltje voor de plant afvalt,
maar zoo niet, dan zou de gastheer evenzeer zijn inder-
daad ongenoode gasten moeten herbergen. Intusschen
stemt M ie h e toe, dat alleen exacte proeven hier zeker-
heid kunnen geven. Dat deze moeilijk zuiver zijn uit
te voeren, is zeker de oorzaak van de uitgebreide littera-
tuur over dit onderwerp.
De oevers wijken weer uiteen en ons vaarwater loopt
wijd uit in de Kinderzee. De boot zet koers naar het
P LA A T 17.
INLANDSCH WEEFWERK
(BUITENZORG.)