
opperhoofden van koninklijke afkomst verdeeld, waarvan
hij, die de dessah Minangkabau in zijn bezit had, zieh
de voornaamste achtte. Deze drie vorsten werden door
vier rijksgrooten bijgestaan. E r ontstonden later twee
partijen onder de bevolking: zij, die streng vasthielden
aan de oude instellingen, dus de conservatieven en die,
welke längs democratischen weg door vergaderingen de
belangen van het land wilden bestuurd zien.
In het begin van de 190 eeuw ontstond onder leiding
Fig. 31. Straat in Fort de Kock. Op den achtergrond de Merapi,
ten deele in de wolken.
van Mohamedaansche dwepers een ernstige beweging
tegen de democratische bestuursinrichting, tegen het
bederf van zeden en tegen die Maleische gewoonten,
welke streden met strenge Islamitische voorschriften.
De macht der Padri’s, de hoofden dezer beweging, nam
toe; met wreedheid breidden zij hun invloed uit, ten
slotte 00k over Agfam en omstreken.O EeniuÖe Maleische
hoofden naar Padang gevlucht, sloten een verdrag met
de Nederlanders, die voor hen het land na jarenlangen
afwisselenden strijd herwonnen, waardoor hun gebruiken
weer in eere hersteld werden en tegelijk het gezag der
Holländers in de Bovenlanden werd gevestigd.
Fort de Kock, dat bij de inlanders naar den heuvel
Boekit Ting0fg0f i wordt ogenoemd en waar in den Padrioorlog
een fort werd gebouwd, is thans de hoofdzetel van
het Europeesch bestuur der Bovenlanden en tegelijk de
hoofdplaats van deonderafdeelingOud-Agam. Hetldimaat
verschilt sterk van het Javaansche, daar hier geen tegen-
stelling van moessons bestaat, terwijl voor den landbouw
de regen overvloedig genoeg is.
Door de hooge ligging is de temperatuur opwekkend
en gezond, gemiddeld 2 10 C., al kan overdag de zon
sterk branden, waardoor dan 00k de ätmosfeer ende bodem
te Fort de Kock spoedig droog zijn. Padang Pandjang
is vöchtiger, doordat het nog meer onder den invloed
staat van den zeewind, die door de Aneh-kloofopstijgt.
De namiddaguren van 48-7 kunnen zeldzaam mooi zijn
op Boekit Tinggi, als de blauwe Vulkanen weer uit de
wolken komen (pl. 23) en lange schaduwen werpen over
smaragdgroene, sappige sawah’s en de zon nog de verre
bergtoppen in het Noorden verlieht. Om de stad heen
loopend längs den buitenrand van den heuvel, waar goede
paden zijn aangelegd en banken werden geplaatst in kleine
plahtsoerien, ziet men veel heggen van Pereskia (Cactaceae)
met rose bloemen, stekels en breede dikke bladen. Daar
blijft men nu hier, dan daar staan voor diepe vergezichten
door de ravijnen van het Karbauwengat of voor de wijde
panorama’s van velden en bergen. Het is niet mogelijk
daar in de natuur rond te kijken zonder dat de gedachten
00k weer worden teruggebracht tot die Minangkabauers,
wier hooggehoornde huizen boyen de dorpsboschjes uit-
streven en met hun zinken daken blinken in de zon. Die
eigenaardig langgerekte huizen hebben wel iets van schepen
met hooge stevens en er wordt wel beweerd, dat het
motief ontleend is aan het vroegere leven der Maleiers