
 
        
         
		„dat  het  gedeelte  van  de  aardkorst,  waartoe  Sumatra  
 behoort  van  de  vroegste  periode  tot  op  den  tegenwoor-  
 digen  tijd  steeds  onderhevig  is  geweest  aan  plooii'ng”  
 (V e r b e e k ).  Die  plooii'ng  is  hoogstwaarschijnlijk  ontstaan  
 door  afkoeling  en  inkrimping  van  het  aardoppervlak,  
 voor  een  klein  deel  ook  plaatselijk door  inzinking. Daar-  
 door  ontstaan  de  in  de  lengterichting  van  Sumatra Z. O.-  
 N. W.  zieh  uitstrekkende  gebergten.  Een  andere  factor  
 is  de  sterke  niveau-verandering.  Daardoor  lag  nu  eens  
 een  groot  gedeelte van  Sumatra  onder  zee  of waren  soms  
 kleinere  stukken  door  een  meer  bedekt,  in  welken  tijd  
 de  zoogenaamde  sedimentaire  lagen  werden  afgezet.  
 Dan  weer  werd  de  bodem  in  den  loop  der  lange  tijden  
 boven  de  zee  opgeheven,  zoodat geen  afzettingen  konden  
 plaats  hebben.  Nu  echter  konden  de  reeds  gevormde  
 gesteenten in de lucht verweeren, door den regen afgespoeld  
 worden,  en  hadden,  wat veel  ingrijpender was,  de  boven-  
 genoemde  plooi'fngen  met  instorting  en  opheffing  plaats.  
 En  in  het  bijzonder  als  deze  gesteentenvernielende  
 werking  aanleiding  gaf  tot  scheuren  en  zwakke  plekken  
 in  de  aardkorst,  trad  de  vulkanische  og festeentevormingo' 
 op,  die  door  het  oudere  gesteente  heenbrekend  zijn  
 vloeibare  producten  naar  de  oppervlakte  drong, waar ze  
 stolden  tot  mächtige  gebergten,  die  als  eruptief gesteente  
 voor een groot deel de onderliggende afzettingen bedekten.  
 Een  nieuwe  daling  van  den  bodem  onder  de  zee  kon  
 deze  opnieuw  door  afzettingsgesteente  doen  overdekken.  
 In  de  oude  tijden,  toen  sterke  plooien  lange  scheuren  
 deden  ontstaan,  namen  de  vulkanische  gesteenten  een  
 langgerekte  gedaante  aan,  gericht  in  de  lengteas  van  
 het  eiland.  Toen  later  de  mogelijkheid  daartoe  steeds  
 geringer werd, ontstonden ten slotte de eruptieve gebergten  
 in  den  vorm  van  vulkaankegels,  die  op  een  veel kleinere  
 en  meer  ronde  opening  in  de  aardkorst  als  vertikale  
 gangen of schoorsteenen steeds hooger werden opgebouwd 
 PLAAT  25. 
 EEN  BRUILOFT  IN DE PADANOSCHE  
 BOVENLANDEN.