
 
        
         
		Roxburghii  (Zingiberaceae)  met  groote  eindstandige  
 trossen  van  geel-oranje  bloemen,  Gunnera  magellanica  
 (Halorrhagidaceae)  met  groen  tot  rose  bloesems,  die  in  
 aartjes  staan,  welke  samen  weer  in  een  aar  gesteld  
 zijn,  en  met  groote  niervormige  bladen;  Gaultheria f r a grantissima  
 (Ericaceae)  met  groote  glimmend-groene  
 bladen,  die  een  rose  of  witte  middennerf  hebben  en  
 onder wit  zijn;  längs den boschrand boompjes van Eugenia  
 (Myrtaceae)  met  meidoorn-achtigen  bloesem. 
 Wie  het  plan  heeft  den  Pangerango  of  den  Gedeh  
 te  beklimmen,  volgt  grootendeels  ook  den  weg  naar  
 Tjibeureum,  maar  laat  dan  het  pad  naar de watervallen  
 rechts  liggen  en  vervolgt  den  weg  omhoog.  Dit  punt,  
 waar  het  Tjibeureumpad  rechtsaf  slaat,  kan  te  voet  in  
 vijf  kwartier  van  Tjibodas  uit  bereikt  worden. 
 Na  dien  zijweg  komt  men,  eenige  körte  rustpoozen  
 meerekenend,  twee  uur  later  bij  een  welkome  afwisse-  
 ling  in  het  terrein.  Een  lauwe  nevel  waait  tusschen  
 de  struiken  omhoog  en  we  staan  opeens  bij  de  Heete  
 Bronnen,  +   2000  M.  Op  verschillende  plekken  stroomt  
 het  heete  water  uit  den  rotswand,  die  ten  deele  bedekt  
 is  met  een  korst  van  uitgekristalliseerde  zouten ;  verder  
 stroomt  en  bruist  het  water  over  kussens  van  een  
 bleeke  papachtige  massa,  grootendeels  vergane  planten-  
 resten,  die  ten  deele  weer  met  wieren  zijn  bedekt,  
 omgeven  met  Sphagnum  en  Levermossen  en  overwuifd  
 door  immer  waaiende  Varens ^ en  ander  groen.  Dan  
 sproeit  en  spat  het  dampende  water  dwars  over  het  pad  
 naar  omlaag  in  het  diepe  rijk  begroeide  ravijn.  De  
 temperatuur  bedroeg.  in  de  rotsspleten  530 C.,  in  het  
 ■over  den  weg  stroomende  water  5 i°C . 
 De  benedenhelft  der  derde  zone  ligt  nu  achter  ons. 
 Wij  treden  dus  in  het  hoogere  deel  dezer  zone,  waar  
 nog  de  zware  stammen  van  den  Podocarpus  en  verder  
 Laurineae  en  Saurauja’'s  de  typeerende  boomen  zijn.