
 
        
         
		mogelijk  bij  hun  werk  te  gaan  wonen  en  is  dit  water-  
 leven  hun  geliefde  element  geworden. 
 Van  dit  paaldorp  (er  komen  er  verderop  in  de  Kin-  
 derzee  nog  een  paar  voor),  staken  wij  over  naar  Noesa  
 Kambangan  naar  een  piek,  waar  de  rotsige  kust  maar 
 F i g .  1 5 .   Uit  een  der  donkere  zijkreeken  gleed  de  boot  om  den  hoek  
 weer  in  wijder  water.  Onder  aan  het  water  groeit  Rhizophora,  
 boven  alle  anderen  steekt  Bruguiera  omhoog. 
 met  een  heel  smallen  zoom  mangrovestruiken  omgeven  
 was.  Daar ligt  een  druipsteengrot,  die werkelijk  bijzonder  
 mooi  en  zeer  ruim  is  en  fraaie  kalkkegels  vertoont..  
 Deze  grot wordt Mesigit Sela,  Steenen Moskee, genoemd,  
 en  hier  zou  de  heilige  man  begraven  zijn,  die  het  eiland  
 hierheen  had  gevoerd.  In  de  nabijheid  werd  o.a.  nog 
 de  Dendrobium  Noesae  gevonden,  waaraan  vooral  de  
 behaarde  vruchten  zoo  opvallend  zijn. 
 We  werden  nu  weer  teruggeroeid naar het  bootje,  dat  
 verderop  lag  te wachten  en  het werd  tijd  terug  te  keeren.  
 Vooral  toen  de  zon  daalde  en  lange  schaduwen  wierp  
 werd  het  mooi  in  de  Engte  van  Noesa  Kambangan  en  
 schilderachtig  waren  de  kreeken,  die  wij  nog  een  enkele  
 maal  invoeren  (fig.  15)-  Uit  die  donkerder  zijkanalen  
 gleed  de  boot  dan  om  den  hoek  weer  in  wijder  wateten  
 over  die  gladde  breede  baan  viel  de  zachte  lichte  
 glans  van  den  laten  dag  en  liet  het  bootje  zwierig  längs  
 de  golven  loopen,  die  onder  de  overhangende mangrovestruiken  
 verloren  gingen.  Zoo  kwamen  we  na  een  tocht  
 van  twaalf  uur  weer  te  Tjilatjap  aan. 
 Barringtoniaformatie. 
 Den  volgenden  morgen  staken  wij  nogmaals  naar  
 Noesa  Kambangan  over,  wa.ar  we  nu  landden  bij  het  
 oude  fort  Banjoe  Njapa.  Op  het  zandig  strand  kruipt  
 rpomaea  pe§  caprae,  die  tot  de  meest  typische  soorten  
 van  de  Indische  „duinflora”  behoort.  Vandaar  voert  een  
 breede  opengekapte  weg  door  het  oerwoud  over  het  
 eiland,  eerst  bijna  200  M.  omhoog.  Na  bijna  een  uur  
 loopen,  splitst  de  weg  zieh  en  ligt  recht  vooruit  nog een  
 eind  hooger  de  statige  witte  vuurtoren,  waar  de wachter  
 gaarne  de  bezoekers  gastvrij  ontvangt.  Wij  kozen  het  
 pad,  dat  nu  linksaf  steil  naar  beneden  naar  Karang  
 Bandoeng:  aan  de  kust  voert  en  na  10  minuten  stonden  
 we  op  het  blinkende  witte  zandige  strand  van  den  
 Indischen  Oceaan,  waar  de  hooge  deining  door  den  
 rotsigen  bodem  en  de  eilandjes  tot  een  witschuimende  
 branding wordt stuk geslagen (fig.  11).  Een indrukwekkend  
 contrast  met  de  tafreelen  van  den  vorig0en 0dag .  Karanög