
 
        
         
		Garcinia  Mangostana;  Ma n g i s t a n ,   Ma n g i e s  ;  (Gut-  
 tiferae). 
 De  ronde,  5  c.M.  dikke  vrucht,  draagt  nog  den  
 vierbladigen  lcelk  en  den  5—8-lappigen  Stempel.  De  
 dikke  vruchtwand,  van  buiten  donker  purper  tot  
 blauwachtig-zwart,  sterk  looizuurhoudend  en  van  binnen  
 roserood  met witte  vezels  omsluit de witte  sappige  
 zeer  geurige  schijfjes,  die  ten  deele  een  zaad  bevatten  
 en  in  aantal  overeenkomen  met  de  stempellappen. 
 Deze  boom  komt  in  den  Archipel wild  voor.  PI.  13,  
 14  en  15. 
 Gnetum  Gnemon;  Me l i e n d j o ;   (Gnetaceae). 
 De  geel-  en  rood-gekleurde  vruchtjes,  ongeveer  zoo  
 lang  als  een  eikel,  worden  bij  de  rijst  door  de  Inländers  
 gebruikt,  terwijl  van  de  zaden  00k  koekjes worden  
 o-emaakt.  De  hooge  boom  groeit  in  O.-Indie  00k  in  
 het  wild.  PI.  15. 
 Jambosa  aquea;  Dj amb o e   aj e r ;   (Myrtaceae). 
 De  vruchten,  tot  4  c.M.  hoog  en  breed,  in  den  
 vorm  van  tulbandjes,  met  verbreeden  voet,  met  de  
 .kelkslippen  bovenaan  in  een  holte  ingebogen,  is  van  
 buiten  roserood  of  wit  en  gläzig-glimmend.  PI.  13.  
 yambosa  domestica,  Dj amb o e   bol ,   heeft  meer  eivor-  
 mige  vruchten. 
 Lansium  domesticum;  Do e k o e ;   (Meliaceae). 
 Deze  besvruchten,  ter  grootte  van  een  duivenei,  
 zijn  van  buiten  grijs-geel,  van  binnen  glazig-wit.  Meest  
 in  trossen  op  de markt  verkocht.  Een  varieteit,  die  00k  
 in  het  wild  groeit  is  de  K  o k 6 s a n  (Z..  domesticum  
 pubescens),'  die  zuurder  smaakt  en  veel  melksap  
 bevat.  PI.  14. 
 Luffa  acutangula;  Ki emp o e t ;   (Cucurbitaceae), 
 Deze  komkommervrucht,  meest  als  groente  gegeten,  
 wordt  tot  15  cM.  lang  en  5  cM.  breed met  10  scherpe  
 lengteribben,  naar  den  top  breeder  wordend,  vaak