
 
        
         
		sappen  kan  toevoeren.  Een  plant  dus,  die  door  haar  
 bloem  met  uiterlijk  vertoon  bewijst  in  hoogere  families  
 thuis  te  behooren,  maar  die  door  verregaande  deca-  
 dentie  in  hare  levenswijze  zieh  gedraagt  als  een  padde-  
 stoel.  Van  dit  merkwaardig  geslacht  werd  de  grootste  
 soort  R .  Arnoldi  het  eerst  ontdekt  en  wel  op  Sumatra.  
 Daarna  werd  de  R .  Patma  voor  het  eerst  in  grooten  
 getale  op  Noesa  Kambangan  gevonden  en  later  ook  
 in  Oost-Java;  -terwijl  in  W.-Java  in  dichte  regenrijke  
 bergbosschen  nog  R .  Rochusenii  voorkomt met  bloemen,  
 die  vrij  wat  kleiner  zijn  dan  bij  de  twee  eerstgenoemde  
 soorten. 
 Na  photo’s  te  hebben  genomen  keerden we  snel  terug  
 naar  de  motorboot  om  den  eigenlijken  tocht  naar  de  
 Kinderzee  te  beginnen.  Westwaarts  vernauwt  de  baai  
 van  Tjilatjap  zieh  spoedig  tot  de  Engte  van  Noesa  
 Kambangan  en  zoodra  het  vaarwater  smaller  wordt,  
 bevinden  zieh  aan  beide  zijden  läge  moerassige  oevers  
 met  het  begin  der  mangrovevegetatie.  Bij  günstig  weer  
 gleed  vlug  het  bootje  over  ’t  effen  watervlak,  en  terwijl  
 ik  me rüstig  uitkijkend  zat  te  verheugen over de tafreelen,  
 die  komen  zouden,  werden  we  in  körten  tijd  längs  een  
 ruimen  waterweg  met  rijk  begroeide  oevers  midden  in  
 het  typische  gebied  der  vloedbosschen  gebracht.  Die  
 oevers  worden  meer  bepaald  door  de weelderige groene  
 vegetatieranden  dan  door  een  vasten  bodem  en  het  
 water  schijnt  nog  ver  door  te  loopen  onder  de  laagoverhangende  
 bladerkronen  van  boomen,  struiken  en  
 Nipapalmen.  De  boot  volgt  in  een  zachten  boog  de  
 wijde  bochten  van  den  waterweg  en  om  elken  hoek  
 strekt  weer  een  schilderachtig  vergezicht  zieh  uit.  Aan  
 beide  zijden  monden  smalle  kreeken,  waar  struiken  en  
 palmen  zieh  in  het  water  spiegelen. 
 Vloedbosschen. 
 De  Strandflora  van  Java  is  door  Junghuhn  in  enkele  
 groepen  ingedeeld,  welke  methode  door  Sciiimper  met  
 andere  benamingen  is  gevolgd.  Zoo  heeft  Junghuhn  
 onderscheiden: 
 i°.  Flora  aan  de  grens  van  land  en  zee,  welke  hij  
 verdeelde  in:  a.  Rhizophora-wouden,  b.  Vergezellende  
 struiken der Rhizophora;  2O. Tropische Duinflora;  3O. Land-  
 inwaarts  groeiende  kustwouden.  Schimper  geeft  aan  deze  
 vier  groepen  de  namen:  Mangrove,  Nipa-formatie,  Pesca-  
 prae-formatie  en  Barringtonia-formatie.  In  het  bijzonder  
 zijn  op  Noesa  Kambangan  de  eerste  twee  formaties  ten  
 nauwste  verbonden,  tot  een  formatie  dooreengemengd,  
 overeenkomstig  Junghuhns  samenvatting  dezer  beide  
 tot  een  groep.  De  boot  had  ons  midden  in  het  gebied  
 van  Mangroven  en  Nipa’s  gebracht,  midden  in  een  der  
 meest  karakteristieke  vegetatievormen  der  wereld,  waar-  
 aan  het  Nederlandsch  den  uitnemenden  naam  „Vloedbosschen” 
  gaf  (ook  Schimper  prijst  den  Engelschen  naam  
 „tidal  forest”  boven  Mangrove). 
 De  omstandigheden,  waaronder  deze  bosschen  leven,  
 worden  in  het  bijzonder  bepaald  door  twee  factoren;  dat  
 zijn  de  wisseling  van  eb  en  vloed  en  de  zouthoudende  
 modderbodem.  De  alluviale  modderbodem  is  eene  af-  
 zetting  van  het  slib  der  rivieren,  die  van  de  bergen  van  
 Jav a  körnend  zieh  uitstorten  in  de  Kinderzee  en  in  de  
 Engte  van  Noesa  Kambangan.  De  grootste  van  deze  is  
 de  Tji  Tandoei,  die  met  verscheiden  mondingen  in  de  
 Segara  Anakan  N l Kinderzee)  uitloopt,  deze,  op  enkele  
 diepere  geulen  na,  door  haar  slib  zeer ondiep maakt en,  
 in  vereeniging  met  de  verdere  kleinere  rivieren,  längs  
 de  randen  van  die  steeds  kleiner  wordende  binnenzee  
 en  van  de Engte  van Noesa Kambangan een voortdurend  
 aangroeienden modderbodem vormt.  Insgelijks  is dat deel