
HET EINDE DER TWEEDE ZONE (OMGEVING VAN TJIBODAS). 49
om stammen en takken omhoog in de krönen der hooge
boomen. Van den Cissus hangen soms de stengels naar
beneden of sleepen over den grond ; ze zijn meest sterk
afgeplat en met ■ kurkwratten dicht bezet en laten bij
doorsnee duidelijk hun wijde waterkanalen zien. Maar
meest ziet meii slechts de luchtworteis, of als teere jonge
organen in de lucht bengelen, öf als koorden, ja zelfs
als kabels, in guirlandes of dikwijls 00k strak gespannen
de hooo-e grewelven van het o ö oerwoud doorkruisen.
Dichtbij Tjibodas groeien nog veel paarsbloemige
Melastomds, rose en oranje-bloemige Lantands en andere
Verbenaceae {Priva), de Rubiacee Mussaenda met oranje-
bloemen en het groote witte kelkblad. Maar meer eigen-
aardig op deze hoogte zijn andere vormen: de paarsrose
bloemen van Impatiens iatifoiia, längs wegen en
boschranden, de Saurauja-struiken (Ternstroemiaceae) met
witte bloemen en ongelijke kelkbladen, die elkaar dak-
pansgewijs bedekken, Medinilla (Melastomaceae) met
wit en rose wasachtige bloempjes aan rose stengels,
groeiend op stammen en takken. Op den bodem van
het bosch Og roeien de donkerviolet-ögevlekte bladen van
Marantd's, Aroïdeeën (o. a. Arisaema filifo rm e), de palm-
achtige maar behaarde bladen van Curculigo recurvata
(Amaryllideae) ; soms steken de kleurige oranjeroode
gedrongen bloemaren van Zingiberaceae onder de struiken
uit de vochoti ge bladen omhoog oof de helder g<_r>oen en
rood en bruine bladen van Bégonia's op gelige, water-
rijke, behaarde steelen. Zoo zag ik de roode bloemaren
van Amonum coccineum (Zingiberaceae), die, ongesteeld,
nauwelijks boven den modderbodem uitstaken. Dicht om
Tjibodas vindt men algemeen onder de struiken Strobi-
lanthes mvolucrata (Acanthaceae), waarvan de bloeiwijze
tusschen lange bracteeën ingesloten blijft. Tot het struikgewas
behooren veel Araliacèae, o. a. Heptapleurum
divancatum. Boven op de boomstammen groeien naast