
 
        
         
		gevallen  geldt,  wil  ik  hier  niet  aanvoeren;  want  dan  
 komen  er  tal  van  uitzonderingsgevallen,  die  moeilijk  
 zijn  te  verdedigen,  als  men  zieh  verplicht  acht  van  elk  
 klein  onderdeel  van  het  groot  natuurbouwwerk  de  
 nuttigheid  te  bewijzen.  Het  is  geenszins^  gebrek  aan  
 bewondering  voor  de  natuur,  als  men  haar  ook  anders  
 dan  „nuttig”  of  doelmatig  kan  zien.  Toen  de  natuur  
 längs  de  lijn  der  Monoeotylen  een  weg  insloeg  zeer  
 afwijkend  van  dien  der  Dicotylen,  toen  was  die  weg  
 misschien  even,  wellicht  zelfs  minder  „nuttig”  dan  die  
 der  Tweezaadlobbigen,  maar  hij  leidde  ongetwijfeld  tot  
 veel  kunstiger  vormen.  Kent  men  aan  de  natuur,  aan  
 eigen  ervaringen  ontleend,  nuttigheidsmotieven  O  O  '  o toe,  dari 
 zou men haar ook in zeldzamer gevallen  evenzeer  artistieke  
 motieven kunnen toekennen. Men  kan  ook het vele nuttige  
 en  kunstvolle  in  de  natuur  opmerken,  bewonderen  en  
 overdenken,  maar  met  verdere  theorieen  voorloopig nog  
 voorzichtig  blijven.  Daarom  wil  ik  bij  de  kleurenfoto’s  
 hier  alleen  eene  opsomming  en  körte  aanduiding  geven  
 van  de  meest  bekende  vruchten;  die  men  op  eene  reis  
 door  Oost-Indie  aantreft,  en  die  tot  het  meest  typische  
 behooren,  dat  een  reiziger  daar  tegenkomt.--'  Deze  lijst  
 is  alphabetisch  naar  de  Latijnsche  namen  gerangschikt. 
 Ächras  S a p o t a S awo e   mani lä,   Sau;   (Sapotaceae). 
 Eivormige,  soms  wat  afgeplatte  besvrucht tot  7  c M.  
 lang,  met  grijsbruine dünne  schil,  sappig,  zoetig,  bruin-  
 achtig  vruchtvleesch  en  zwarte,  platte  pitten.  Kleine,  
 enkele  meters-hooge  boom,  afkomstig  uit  Midden-  
 Amerika.  PI.  13. 
 Anacardium  occidentale •  D j a m b o e  m o n j e t ;  (Anacar-  
 diaceae). 
 Het  eetbare  deel  is  een  schijnvrucht,  ontstaan  door  
 verdikking  van  den  bloemsteel,  gelijkend  op werkelijke  
 Djamboes, met  een  geel  tot  oranjeroode  schil.  De  echte 
 vrucht  is  een  niervormige  noot,  die  boven  tegen  de  
 schijnvrucht  zit.  De  boom,  die  eenige  meters  hoog  
 wordt,  is  afkomstig  uit  tropisch-Amerika 
 Ananassa  sativa;  N a n a s ;  (Bromeliaceae). 
 Deze  vrucht,  waarvan  overigens  het  uiterlijk genoeg  
 bekend  is,  ontstaat  door  het  vleezig  worden  van  de  
 bloeiwijze,  waardoor  een  samengestelde  vleezige  bes  
 gevormd  wordt,  die  maar  zelden  zaden  bevat.  Onder  
 dë  vele  varieteiten,  die  op  Java  worden  gekweekt  
 is  de  var.  dulcis  (N a n a s  b o g o r)  de  bekendste.  De  
 meerjarige  plant  is  vanuit  tropisch-Amerika  verspreid.' 
 PI.  13. 
 Anona müricata,- N a n g k a   wol anda,   Z u u r z a k ;   ( Ano-  
 naceae). 
 De  samengestelde,  vleezige  besvrucht  wordt  tot  
 20  c. M.  lang,  is- dik  en  vaak  wat gekromd;  van  buiten  
 groen  met  doornvormige,  maar  zachte  uitwassen;  van  
 binnen  met  een  wit,  week,  zuursmakend  vruchtvleesch  
 en  glanzende  zwarte  pitten.  Heesterachtige,  läge  boom,  
 uit  Amerika  afkomstig.  PI.  13. 
 Anona  squamosa ,■  S i r i k a j a . 
 Deze  vrucht  wordt  ±   7  c.M.  lang  en  is meer rond-  
 achtig ;  van  buiten  geschubd  en  blauwig'-groen ;  van  
 binnen  grijs-wit  vruchtvleesch.  Ook  deze  heester komt  
 uit  Amerika. 
 Anona  reticuLata;  B o e a   nona. 
 De  eerst groene  en  later  bruinachtig  tot  oranje-roode  
 vruchten  zijn  van  buiten  net-achtig geteekend  en  groo-  
 ter  dan  van  A .  squamosa. 
 Artocarpus  in c is a B r o o d b o om;   (Artocarpaceae). 
 Ovale  tot  ronde,  samenSg3 estelde  vleezioge  bes,  tot 
 30  c  M.  lang;  van  buiten  lichtgroen,  met  aaneenslui-  
 tende  puntige  uitwassen  bedekt;  het  vruchtvleesch  is  
 witachtig.  De  boom,  tot  15  M.  hoog,  laag vertakkend,  
 is  inheemsch  in  Oost-Indië  en  Polynésie.  PL  13.