
 
        
         
		verschijnsel,  dat  Oost-Java  ook  wat  zijn  klimaat  betreft  
 een  overeanof  vormt  tusschen  o  o  West-TJ ava  en  Australien 
 Het  bezit  n 1.  een  veel  meer  op  den  voorgrond  tredende  
 en  sterker  doorgevoerde droogte-periode  dan  het W esten  
 van  Java.  De  toestand,  waarin  de  plantengroei  in  den  
 Oostmoesson  verkeert,  drukt  in  Oost-Java  duidelijk  die  
 tegenstelling  met  West-Java  uit,  en  de  grootere  droogte  
 aldaar  stelt  in  dien  tijd  hoogere  en  meer  bijzondere  
 eischen  aan  het  uithoudingsvermogen  en  den  bouw  der  
 planten. 
 Zoo  zijn  dus  op  dezen  bergtop  van  Oost-Java  planten 
 te  vinden,  die evenzeer  op  de  bergen  in  het  Westen 
 groeien  (b.v'.  Hypericum  Leschenaultii,  Gentiana  quadri-  
 fa ria ,  Myrica  javanica),  anderen  die  zeer  na  verwant  
 zijn  aan  de  soorten,  die  in  West-Java  leven,  maar  er  
 toch  van  afwijken  (Anaphallis  viscida  hier,  A .  javanica  
 op  den  Gedeh;  Vaccinium  vdringaefolium  ginds,  maar  
 de  varieteit  parvifolium   op  den  Penandjaän).  Weer  
 anderen  hebben  in  ’t  geheel  geen  na-verwante  soorten  
 in  het West-Javaansche  gebergte  en  kondigen  den  overgang  
 aan  tot het  drogere  Australische  plantengebied 
 (o.  a.  Styphelia pungens,  en  de  uitgestrekte  Casuarinabosschen). 
 Op  de  dichte  wolkennevels  zou  gauw  de regen volgen  
 en  het  was  zaak  tijdig  af  te  dalen.  Te  voet  en  vaak  in  
 een  drafje  ging  de  tocht  snel  naar  beneden  en  toen  het  
 Casuarinaboschje  weer  bereikt  was,  begon  het  zacht  te  
 regenen,  en  langzamerhand  steeds  harder.  De  wegen  
 werden  nooö-   Ocdadder.  T e   Wonokitri  werden  de  anderen 
 ingehaald,  die  reeds  lang  vooruitgegaan  waren. 
 Daar  was,  o,  tragische  positie,  ook  het  fleurige  jong-  
 getrouwde  vrouwtje,  pas  uit  het  luisterrijke  Weensche  
 leven  naar  Ja v a   gekomen,  met  haar  lichte  toilet  en  
 kanten  hoed  blijven  steken  in  den  taaien  modder  van  
 het  vale  heidendorp  in  den  Tengger,  onder  een  stroomenden  
 regen  en  in  den  triesten  mist,  als  een  lichtende  
 gedaante  in  den  grauwen  dag  aangestaard  door  de  
 donkere  Tengvereezen. 
 En  zoo  zijn  wij  ten  slotte  weer  naar  Tosari  teru O'- 
 oo feogdibberd. 
 ■  De  mächtige  tooneelen  en  de  rijke  flora,  die  de  
 weddenschap  ruim  deed  winnen,  gaven  een  blijdschap  
 verre  boven  de  triestheid  van  den  verderen  dag. 
 Over  Nongko-Djadjar  naar Malang. 
 Wie  van  Tosari  uit  Nongko  Djadjar  wil  bereiken,  is  
 gedwongen  eerst  weer  längs  den  bergrug  van  Tosari  
 ruim  iVä  uur  °P  te  stijgen,  om  Pas  daarna  dezen  weg,  
 die  naar  den  Moengal-pas  voert,  voorbij  de  dessa  
 Padakaja  te  verlaten  door  rechts  a f  te  slaan,  waarna  de  
 weg  van  dit  2000  M.  hooge  punt  tot  Nongko  Djadjar  
 op  1300  M.  afdaalt  längs  een  anderen  van  den  Tengger  
 uitstralenden  bergrug.  Waar  de  weg  längs  dit  hoogste  
 punt  van  den  eenen  bergrug  ombuigt  naar  den  anderen,  
 daar  ligt  in  het  tusschengelegen  dal  aan  de  rechterhand  
 het  dorp  Ngadiwono,  dat  er  met  zijn  vele  zinken  daken  
 welvarend  uitziet.  Laat  toch  ieder,  die  den  Tengger  
 bezoekt, minstens  den  keer  de.n weg  over Nongko Djadjar  
 naar  Lawang  kiezen.  Het  is  de  mooiste  weg,  dien  ik  
 op  Java  zag. 
 Het  pad,  dat  dalende  naar  Nongko Djadjar  leidt,  gaat  
 eerst  nog  door  het  gebied  der  hooggebergtecultuur.  De  
 bijzonder  forsch  opgegroeide  velden  van  mais  en  de  
 welvarende  dorpen,  waar  men  door  trekt,  getuigen  van  
 de  og roote  vruchtbaarheid  van  de  .Zuidwesthellinögen  van 
 den  Tengger.  Maar ruim  een  half uur  na het  overtrekken  
 van  den  pas  daar  boven,  begint  opeens  het  volle oerwoud  
 weer,  dat  door  zijn  uiterst  weelderige  ontwikkeling  niet