
kalkafzettingen b.v. van Matoer naar het N.W., en in
het Danauö eberö te, verder brokjes tusschen Fort de
Kock en Matoer, bijna alles echter overdekt door Produkten
van den Singgalang; maar al deze kalkpartijen
met resten van graniet, lei en diabaas zijn de voorzetting'
van het eenmaal bij Padang Pandjang afgebroken Barisan-
gebergte, dat in den Telaga Koembang veel kalk bevat.
Ingelijks zijn van kalk de uitloopers van den Kamang,.
die men passeert tusschen Fort de Kock en Pajacombo.
Weer wordt na de afzetting van de kalk het geheele
eiland, zelfs de geheele archipel opgeheven en dit duurde
tot de tertiaire période toe, want vrijwel in geheel
O.-Indië ontbreken afzettingen 0 van de tusschen lipö-ögende
Perioden, Trias, Jura en Krijt. Spoedig na het Carboon
hadden nu plooii'ngen plaats van lei, graniet en kalk
en weer braken door de scheuren vulkanische producten
heen, die nieuwe eruptief-gesteenten van diabaas vormden,
waarvan deelen te zien zijn längs den Pantar bij Matoer,
tusschen Lawang en het meer van Manindjau, enz. Dit
is de geschiedenis van het oudste Sumatra.
Pas in het begin van het tertiair daalde de bodem
weer en nu drong in de Padangsche Bovenlanden de
zee binnen, die hier omsloten la0g tusschen de berogreeksen.
Nieuwe afzettingen hadden plaats, deels in zout, deels
in zoet water. Nu werden in dezen tijd afgezet zand-
steenen met conglomeraten, wat mergellei, wat kalk èn
bovenal de rijke steenkolenlagen. Zoo bestaat het geberste J O O O '
ten N. van Pajacombo (o.a. de G. Bongsoe) met kleinere
stukken om Pajacombo uit zandsteen en conglomeraat.
Aan het einde van het eoceen komt het land weer
boven water en hebben dus geen belangrijke Sedimenten
meer plaats ; maar vanaf dien tijd tot op heden vindt men
eruptieve werking. In het eind van het eoceen en midden-
tertiair hebben belangrijke erupties plaats van andesieten,
die tengevolge van nieuwe plooii'ngen door lengtescheuren
uittreden en bijna over de geheele lengte van Sumatra
zieh uitstrekken. Behalve kleinere eruptief-vormingen,
o.a. van basalt in kleine bergjes, vindt men dan pas
weer sterke plooii'ngen aan het eind van het tertiair,
die nu het eruptief materiaal niet meer in lange reeksen
doen uittreden, maar thans als vulkanen door vertikale
gangen, die liggen op groote lengtespleten of op kleinere
dwarsspleten. Vanaf dien tijd en het begin van het
diluvium tot op heden bouwden zieh de vulkaankegels
op. Meest zijn het Ios.se producten van asch, zand en
steen, die de kegels opbouwen. Deze producten, over
een wijden omtrek verspreid, hebben de oude gesteenten
in dikke lagen overdekt. Vaak zijn zij in zee of in
meren afgezet.
In den diluvialen tijd nu lagen tusschen Matoer, Fort
de Kock en Pajacombo een viertal meren, waarin eeuwen-
lang het vulkanisch materiaal neerviel. Uit deze diluviale - o
meerafzettingen in puimsteentuflagen werd het plateau
van Agam gevormd. De; dikte van deze laag is zeer
aanzienlijk;; bij het residentiehuis van Fort de Kock
minstens 120 M. In dit zeer weeke materiaal vormden
na, de drooglegging de overblijvende rivieren vaak breede
beddingen, die tot 80 M. diep liggen, terwijl toch de
Sianoq op die diepte nog in het puimsteentuf loopt. Die
vulkanische asch en 00k de hier en daar optredende,
steenige producten verweeren zeer snel tot een bijzonder
vruchtbaren bodem en daar ze zoo groote uitgestrekt-
heid beslaan en in zoo’n dikke laag voorkomen, zijn zij
de oorzaak, dat zieh hier een dichte en dikwijls wel-
varende bevolking kon ontwikkelen, die het geheele plateau
van Asfam, een groot deel der berghellingen en zelfs ö 1
o 0 0
een gedeelte der rivierbeddingen bedekten met zonnige
terrassen van rijst en met velden van krachtig suiker-
riet. Zoo hebben de -vulkanen, waarbij men gewoonlijk
alleen denkt aan vernielende en doodende werking,