
van vooral de Boerangrang (2063 M.) met 2 hooge
toppen uitkomt, terwijl daarachter deTangkoebangPrahoe
(2075 M.) met zijn breede hellingen ligt; en bet meest
naar het Zuiden van die Oostelijke grcep alä hoogste
de Boekit Toengoel (2208 M.). Keert men zieh öm, dan
ziet men boven den kamfertuin in den krater van den
Gedeh (2960 M.), daar de Noord-Westwand -veggeVDroken
is. Een zadel verbindt den Gedeh met den noogen
Pangerangokegel of Mandalawangi (3019 M.). Deze is
door een zadel verbonden met den rüg van den Geger
Bintang (2040 M.), die bijna Westelijk van den tuin ligt.
Dan daalt de helling in Noordelijke richting tot 1482 M.,
den Poentjakpas, waarover de weg van Buitenzorg naar
Tjandjoer loopt. Tusschen den Geger Bintang en dezen
pas ziet men verder weg o.a. den G. Soemoer (1844 M.),
Noordelijk wordt de Poentjak weer begrensd döor den
Megamendoeng (1725 M.), terwijl dan verder weg ongeveer
ten N. N. W. van den tuin nog verschillende toppen
zichtbaar zijn, o. a. de G. Lemo (1863 M.) en de G. Kantjana
(1800 M.). In Noordelijke richting ziet men /over de
vlakte bij helder weer tot op de reede van Batavia.
Längs verschillende paden gaat men van den tuin in
het oerbosch over. Het oerwoud, dat bij den tuin behoort,
is zeer uitgestrekt en stijgt tot eenige honderden meters
boven Tjibodas. Het is verdeeld in 4 terreinen die in
kaart gebracht zijn. Deze terreinen nu zijn zöö ingericht,
dat men gemakkelijk de boomsoorten kan leeren kennen.
Dit is geschied volgens het systeem van D r . K o o r d e r s ,
die niet slechts hier, maar over geheel Java meer dan
24 ffereserveercle boschterreinen J o instelde, waaryan de
aangestelde opzichter geregeld bloemen, vruchten en
bladen van genummerde boomen inzamelde. Met groote
volharding leidde zoo zijn werk tot een grondige kennis
der boomsoorten van Java (beschreven door Dr. K o o r d e r s
en Dr. V a l e t o n ) . Een aantal wegen (Trawas) voeren door
PLAAT 9.
HIBISCUS SCHIZOPETALUS
(KEMBANG SPATHOE) IN
’S LANDS PLANTENTUIN.