
viertallige bloemen. Uit den modder staken overal de
dünne, i ä 2 d.M. lange ademwortels omhoog. Deze
struiken heeten bij de inlanders A p i a p i. Over den
modder tusschen het struikgewas vertoonde zieh een
paar maal de Mu n t j a k (Varanus), die met plompen
gang wegdraafde. lets verder van het water groeide nog
een typische Mangrove plant, Acanthus ilicifolius (hg. 20).
De knoppen zijn wat gebogen; de bloem is blauwig-wit
en heelt 2 meeldraden en 1 stijl; de kelk bestaat uit
2 kleine zijdelingsche slippen en een zeer groote achter-
slip, terwijl de groote voorslip uit twee vergroeid is.
Voor de verdere beschrijving van deze planten, zie
Noesa Kambangan.
Opvallend is verder een struikje, dat 00k overigens veel
op Jav a verwilderd wordt aangetroffen en door zijn rood-
bruine kleur van stengels en bladen de aandacht trekt.
De jongen gaf er den naam D j a r a k aan, die anders
aan Ricinus communis toekomt, maar systematisch was
dit in zooverre goed gevoeld, omdat 00k deze plant een
Euphorbiacee is, die gewoonlijk als Dj a r a k , t j ina
wordt onderscheiden. De bladen staan afwisselend en
zijn donker groenig-roodbruin. Bladsteel en bladranden
zijn. wimperig. klierig behaard; terwijl bij de bladoksels
die klierharen vertakt zijn; de bloemen zijn heel klein,
roodbruin.
Nog een andere merkwaardige plant groeide daar,
Calotropisgigantea, door den inlander W i d o e r i genoemd
(fig. 21). De breede, groote, dik-vleezige bladen zitten met
een breeden hartvormigen voet aan de dikke stengels.
De plant is, vooral wat de jongere takken aangaat, grijzig
van kleur, de jongste bladen zijn zelfs geheel viltig.,
Het typische voorkomen van een op ziltigen bodem
groeiende plant. Maar het mooist zijn de bloemen, die
heel duidelijk de familie. der Asclepiadaceae doen herkennen.
Ze. zijn vrij, groot met dikke, grijzig violette
bloembladen en bij nader bekijken Staat men versteld, zoo-
veel ornamentiek als zij in haar bouw bevatten. De
naar binnengekeerde bloembladaanhangsels zijn bijzonder
forsch ontwikkeld en dragen onderaan een ingekrulde
plompe spoor. Meeldraden en stijl zijn samen vergroeid
tot een stevig zuilvormig orgaan, het gynostegium. In de
inbochtingen van het gynostegium, boven het uiteinde
van het bloembladaanhangsel, zitten in beursjes verborgen,
twee aan twee de pollinien, die op de wijze der orchideeen
het kleverige stuifmeel
in klompjes dragen.
Na een paar uur aan
land te zijn geweest was
het tijd aan boord terug
te keeren. Den volgen-
den morgen lag de boot
reeds op de reede van
Semarang, dat van zee
uit gezien met zijn ouden
toren wel schilderachtig
in de läge vlakte ligt,
met een verren achter-
og rond van blauwiog-
Fig. 20. Acanthus ilicifolius, grijzende bergen, waar-
een struik uit de vloedbosschen. van de Sindoro en
Soembing', de Merbaboe
en Merapi de hoogste zijn. Hier bleven we van Zaterdag-
morOg en tot MaandaOg avond li0g0g en,’ een mooie og elegoenheid
om nog een tocht te ondernemen. Het plan was een
bezoek te - brengen aan de koffie-, cacao- en kapok-
onderneming Siloewok Sawangan bij Weleri. Met de
Semaräng-ÄCheribon-stoomtram wordt Weleri in 2 ä 3
uur bereikt. Onder stroomen regOe n og inog de tocht verder
per karretje längs mooie breede Tamarindelanen. Daar
zag ik 00k voor het eerst Djatibosch längs den weg.