
 
        
         
		op  de  boomen,  waaronder  Den droht ums, waarvan  de  rose  
 en  violette  bloemen  als  vogel tj es  onder  aan  de  steelen  
 hangen.  Nu  vindt  men  nog  op  den  bodem  even  boven  
 den  modder  uitkomend  de  dikke  bruinroode  bloeiwijzen  
 van  Balanophora’ s,  die  parasietisch  op  boomworteis leven.  
 Van  deze  B .  globosa  zijn  alleen  vrouwelijke  planten  
 bekend,  die  echter  toch  zaad  vormen. 
 Behalve  de  Oewa-raap  (Hylobates  ieuciscus),  ziet  men  
 hooger  nog  wel  den  Semnopithecus  mitratus,  die  echter  
 eenzaam  leeft  en  een  meer  opvallend  gelaat  heeft.  In  
 het  bosch  heeft  men  soms  last  van  kleine  bloedzuigrers  
 (Hirudo  seylanica),  die  vaak  pas  opgemerkt  worden  aan  
 de  bloedvlekken  op  handen  of  beenen.  Ik  zag  er  die  
 zwärt,  bruin  en  geelwit  waren. 
 Öp  ±   i6öo  M.  slaat het pad  naar Tjibeureum rechtsaf  
 van  den  weg,  die  naar  Kandang  Badak  omhoog  voert. 
 Eindelijk  klinkt  van  ver  door  de  stilte  van  het  wöud  
 het  druischen  van  de  naderende  vallen;  dat  zweit  snel  
 aan  en  vult  met  zijn  eeuwendurend  geruisch  den wijden  
 omtrek.  Dan, na  een  laatste  stijging  gaat  rechts  en  links  
 het  dichte  dak  van  ’t  donker  woud  uiteen  en  in  een  
 zee  van  licht en  schemerende  zonnestralen  door wolken  
 van  verstoven  water,  valt  met  een  dof  gedreun  en  
 klaterend  spatten  een  reuzenstraal  van  vloeiend blinkend  
 zilver  wel  meer  dan  ioö meter over den  steilen  rotswand  
 naar  omlaag.  (Fig.  6).  Links  stuiff  in.een  wijden  waarer  
 uitgespreid  een  tweede  breede  val  met  vaart  over  den  
 gladgeschuurden  steenrand.  En  rechts  omhoog  tusschen  
 het  dichte  groen  schittert  nog  het  schuimig  wit  van  een  
 derden  kleinen  waterval. 
 Rijk  is  de  pläntengroei  rondom  het  terrein  van  die  
 watervallen,  en  rijk ook de kleurengloed, die door mossen,  
 levermossen  en  wieren  in  groen  en  brpin  en  paarsrose  
 op  de  glibberige  glimmende  rotswanden  wordt  te  voor-  
 schijn  geroepen.  Hier  groeit  weer Nepen/hes,  Hedychium 
 PLAAT  12. 
 BLADEN,  BLOEMEN  EN  VRUCHTEN  
 VAN  WORMIA  SUFFRUTICOSA.