
 
		fchuyns,  met  d’eene  polus  
 veel  ofte  weynigh  hellende  
 na  den  horizon  :  Soo  veel  
 d’eene pool  dan is  verheven  
 boven den horizon aen d’een  
 fijde,  d’ander  daer  tegen  is  
 foo  veel  daer  onder  gefonc-  
 ken  aen  d’ander  fijde.  Soo  
 men de kloot, lbo gehelt fijn-  
 de, omdraeyt, men iietl, Dat  
 d’Equator, en alle andere cir-  
 culen, teeckens,  en herren,  
 fchuyns van  den horizon op-  
 rijfen, en fchuyns daer onder dalen, en niet recht als in de rechte,  
 noch evenwijdigh als in de evenwijdige Sphtera.II,Dat alle circu-  
 len over wederfijden evewijdigh metten Equator, oock, die door  
 *t ommeloopen des kloots,lb van de Son,herren, ofte andere teeckens  
 worden befchreven,  door den horizon in ongelijcke deden  
 worden gefneden; te weten, van die aen de fijde des Equators na  
 de verheven polus,  fijn de deden boven den  horizon grooter als  
 daer onder j  daer tegen,  die aen de fijde  des Equators  na de gelbncken  
 pool, fijn de deelen boven den horizon kleynder als daer  
 beneden.  Waeruytterflerckenis;  dat de Son, fijnde in eenigh  
 teecken buyten d’Equator na den verheven P ool, in ’t omdrayen  
 des  kloots  ,  grooter  deel  eens  circkds  boven  als  onder  den  
 horizon gaende,meer tijt is boven als onder den horizon,en over-  
 fulcx de dagen alsdan langer  maeckt als de nachten;  ter contrarie  
 ,  geweecken  fijnde na  de gelbncken pool,  minder deel eens  
 circkels  boven als  onder den  horizon  gaende,  minder  tijt  boven  
 als  onder den  horizon is,  en dien  volgens de  dagen  korter  
 maeckt als de nachten:  oock met eenen, hoe de eene pool meer  
 van den horizon is verheven, hoe die circulen in ongelijeker dee-  
 lcn gefiieden worden, en overfulex ’t verfchil der dagen en nach- 
 MET  E EN  V A S T EN   A E R D K L O O T .   4f 
 ten grooter is.  I I I ,   Darde  Son,  fijnde in  den Equator,  altijd  
 even veel tijd boven als  onder den horizon dracy t ,  en derhalven  
 de dagen  ende  nachten  over  al  even  lang maeckt  :  aengefien  
 d’Equinodtiael en horizon,  beyde groote circulen, malkander in  
 twee evegroote  deelen doorfnijden,  endaerom  d’eene helft des  
 Equators  altijdt  boven,  en d’ander  onder den  horizon is ,  ’t ly  
 eene  der  Polen  veel  ofte  weynigh  is  verheven.  I V ,  Dat  alle  
 herren,  by de  verheven  Polus,  binnen  foodanigen  circkel  als  
 men om de Polus  befchrijven magh,  met een  pafifer  opgefpan-  
 nen van de pool tot aen den horizon,  nimmermeer  ondergaen;  
 daer  tegen  alle die  om de  gelbncken pool,  binnen  foodanigen  
 circkel fijn behoren, nimmermeer boven komen;  en dat alle de  
 andere, tulïchenfiilcke twee circkels, op en onder gaen.  Sooda-  
 nige Ichuynfche  Sphrera  hebben alle  de gene,  die  ter  lijden de  
 middellijn,  foo nae ’t  noorden als nae ’t zuyden,  op alderhandc  
 breedten woonen. 
 I I .   V o o r s t e l . 
 Dat de hooghte van de polus  even is aen de breedte der landen,  en  
 met de hooghte des Equinofliaels te famen 90 graden maeckt. 
 a fijn  noch te bemerc-  
 defe twee faken: 
 T  T  Y t  de gehalte der fchuynlche  Splurr  
 ken, behalven andere, voornemelijck 
 I,  Dat de  hooghte van  de Polus,  even is aen de dihantie  tuf-  
 fchen  d’Equino&iael  ende het  Zenith,  ofte  ( ’t welck een felve  
 faeck is) aen de breedte der landen op d’Aerdkloot. 
 I I ,   Dat de  hooghte van  den  Equinodiael  ende  de hooghte  
 van de Polus 90 graden te lamen uytbrengen;  en derhalven, foo  
 mende  hooghte van  d’een  treckt  uyt 9 0 ;  het  overlchot  is  de  
 hooghte van d’ander. 
 Het  eerhe wort  werekelijek  met  de  kloot  aldus  bevondep:  
 Stél beyde de polen aen den horizon, gelijck in een rechte Sphx-  
 ra, de polen fijn dan fonder verheffing, en d'Equinoctiael in ’t Ze- 
 F  I   nithj,