<
r .
I
2 2 4 G E E S T
o o k dikwyls gcbraiiGn. • D o c h deze verklaring
is ongerymc. Ecn geheel larn kan wel
worden gcbraden, maar niec gcgetc n dan verd
e c k of aan Ilukken gefneden. Wie zal dan
mct 7ynverftand bevatten, dat G O D cegen
Mofis gczegt heefc; gyl. z.tdc uan geen van
em gefneden Um eetea ? Ook is de manicr
van het te koken voorgefchrccven, Bradiug.
Alhier is een aanmerkdyk onderfcheid tuif
c h e a her Pai fchlam, en de andere offerhaiiden.
Gene moeftmen braden, dcze koken.
3 Krön. XXXy. 13. Ende zy kookten het •Pafiha
bj den uyere, tiaar het recht: maar de andere
heilige dingeft kookten zy in potten^ endein
ketelen, ende in pannen door kooki i ig, ofopzieding.
Ende het hoofd vau het Lam tnoeß
aan den vyere gebraden --j^orJen met zyne
fcbenckelen, ende met zyn inge-^and. Maar
hoe is dat te verftaan? Blevcn de ingevvnnden
bimicn het Lamnict ontwcid? zozoudc
het weinig hebbcn verfchild, of zy zoudcn
eenen Hott^ntorfchen maalcydhebbengedaan ,
vuyi en morfzig g enoe g , dat de ingewanden
mec den drek zouden daar in zyn geblevcn,
ja derzelver llank zoude hetgcheleLamhcbb
e n b e v u y l d . Het is behaaglyk, datdcj'öi?.
¿ f « verzieren, die anders omu-ent die zoorc
van Kerkgewoonten al te bygelovig zyn, dat
d e ingevvanden uyt hetlichaam moeiten worden
genomen, en afzonderlyk in den oven
opgehangen, en niet weder in den buyk van
her Lam worden geilooken. Wancdanzoud
e , de wederinfteeking gedaan v.yndej deze
aangeilelde brading gewceil zyn eene zoorte
yan kooking, en hei lichaani van het Lam
als de pot, onder de redcncn, ahvaaromhet
L a m moeil worden gebraden, behagen die
g e n e , devvelke mec den hiiaü der ifraeüteu
overeenkoomen. Dezc manier van kooking
is de ccnvoudigüe en alderluailiglle. Men
h e e f c g e e n p o t v a n n o o d e n , geen water, geen
c zaufe van eenen vrceradenfmaak, maar alleenlyk
Vyer. Hier van daan word by d e Latynen
gebraden vleeßh alleen genaamt, en met
eene gebrade ftemmc te zinger. is het zelve,
alleen mct de Jlemme, geen werktuyg daarby
gebruykende. Hier toe diend dat g e en, het
welle wy leezen by Howerus Utas Alwaar
Eumaus de Üiledryver
^Ue gebrade dingen bybrengende de-zelve
V l j f f e j heefi voortgeßelt.
E L Y K E
O p welke plaats Fußhathius „ Tt'kent hier
„ lun , dat de naaribge Emnaus gebrade
„ vleefch Vlißesvoorzcx., na dathyhetzelve
„ metter haall wegcns de fchielykheid had
„ klaar gemaakt". Ik wil echter hier de verborgentheid
niet buyten Iluyten: de brading
drukt zcer gevoeglyk uyc den brand des Goddelyken
toorns ontiloken tegen de zondaars.
H i e r toe dienen de zeer zware klachten Ff.
XXII. 15-. Myn-hert is als ifafc/} . het is
gefmolton in het midden myus ingc^ants. vs.
16. Myne kracht s verdroogt als een pot-
, fiherf, e::de myne tonge kleeft aan myn gehe-
' melte.
Daar is nog overig dcze Wet vs. lo. Cyen
zult daar ook niet van Uten overblyven tot
den morgen : maar 't gene dat daar van over
blyft tot den morgen ^ zult gy met vyere verbranden".
Dit is waargenomen in alle heilige
maaltyden, \\tx. Manna ^ Exod. XVl 19 hi
hndaukofer Lev. I/IL 15. XXll 7,0. Öok
hebben de Romeinen iets diergelyks gehad
volgens Mac! obius Saturn-. II. Boekhet i.kap.
D a a r i s e e n e Ofierhandcgeweei lbyde Ouden^
d e w e l k e genaamt wierd 'Vrotervia^ ßaldadigheid.
In dezelve was het eene gewoonte»
dat by aldicn 'ervandcfpyienietsovcrfchoot,
doot hetvuur verteerd wierd. „ Hierkwara
„ van daan het lachernytje nn'Kato. Want
„ hy leide, dat -¿eitere Alhidns, die zyne
„ goederen verteerd had, cntcnlaatllcneen
„ huys het wel k hem noch was Overgebleven,
„ door den brand had verloren, eene BaL
„ dtdigheid had begaan, mn dat hy het geen
!, hy niet had kunnen opeeten , had ver-
„ brand. Ja lelfs wicrden by den gemenen
man de bankettcn van daagstevorenveraciit.
W a a r v a n mo/o», datis, dat toT den Morml
ßo„d toe (Kerbhcf, het iclvc dat by Smdas
kosd, Idel, oimut,oiideiigeiide. Endoordeze
w e t was het gcflaaft, dat de gewydc fpyzcn
gcbrt!ykt moeüen worden, of" tot ongewyde
gebruyken dienen. In waarheid zouden ook
d e overgefchoteiieflukken of dewegreizende
Ifraertlen tot Memmering zyn geweert, of
ien Egyptenarm tot Ipot, of roof voor' de
honden, by aldien zy achtergelatenwierden
Ja miffchien zouden deze overblyfzelen, door
de IfraeUteri zelve bewaard , tot ecn voorw
e r p van Afgodcry gediend hebben , even
g e l y k de kopere Slänge.
PRIiNTItXODl
fill'/MI.v.u
C o u u i Vasriiiilis
I I . J / l l i - l ) G, i , . .xt i . 1.-,..