I • I !•!•:
N A T U U R
3, het wedcrom toe. Na dat zy die gednan
,, hebben, zouten zy het binnen weggelegt
t, zynde 70. dagen, wantlangermagmenhet
„ niet zouten. De 70. dagen zvnde verÍ,
lopen winden zy het 3yk, na dar zy Iiet
„ hebben afgewaflen geheel in windfels ge-
„ fneden van fyn lynwaat ^ mét gommen
Í, befmerende, welke de ¿"^v^/wwíírj-merenf,
deelsinplaatsvanlymgebruyken- Hemein-
„ delyk hebbende gekregén , maken de na-
« beñaanden eenc beute gedaante van een
Menfch, waar in zy aanftonds den doderi
Í, indoen, endus ingefloten zynde hem The-
„ zaiírizereií, dat is, weg leggen. Dog die
,, gene, die het maar middelmatig willen
,, hebben, tegen de groóte onkoflenaanzien-
M de, bereiden het dusdaniger wyze. Zy
„ vollen een Klifteerfpuit op'met zalve, wel-
„ ke van den Ceder word gemaakt. Daar
„ na vullen zyuyt deze den buyk op van den
„ doden, dezelve noeii openfnydcnde,noch
„ uythalende, maar door afzondering gevat
,, hebbende de opening van den achterllen
„ weg vullen zy die op, en zouten dezelve
„ zo vele dagen met zout, gelyk ik hebbe
3, gezegt, op den laatrten van welke dagen
„ nemen zy het cederen fmeerfel, het welk
„ zydaareeril hebben ingedaan, uitdenbuik,
het welk zodanigen kracht heeft, dat het
„ met zieh den onderbuyk ende ingewanden,
,, uytgeteert zynde, te gelyk ujlhaalt. De
„ zoutfleen, Salfheter, nu verdroogt het
„ lichaam, en van den dooden worden maar
„ het velen debeenderenovergelaten. Wan-
„ neer zy deze zaken hebben verriebt, en
,, ZG den dooden overgegeven ondernemen
„ zygeenwerkmeér. De derde inbalzeming
j, is dit om hunlieder dooden op te eieren.
„ Dievangeringerllaatzyn,wa(rchendenbuyk
„ met affpoelingaf.en droogen dezelve 70. da-
„ gen met zout, daarna leggen zy hem weg "
Over welke plaats Gabriel Clanäerus manier
om de lichamen tehalzemen kap. 4. ¿ladz. j;
aantekent, dat het kwalyk geloof verdi¿nd,'
dat zy door een krom gebogen yzer de hersfenen
door de neusgaten hebben uy tgetrokken,
en dat de uytneming van deherflénengemakkelyker
geweeflis door den grooten mond
K U N D E .
van het acluerhoofd. Want zo moefi het
hooM of gehcel, of voor een groot gedeelie
rot aan den voorlten hals àfgefneden worder-,
Ik geve geloof aan Hnodonn, dat hctkraakbeen
doorboord zynde de uythaliiig door de
t>eusg.Ttcn selve bceft können gcfchieden.
Maar d.eQingcn, dewelke hyheeitvandeenkele
bdlroljmg van zout ofzalpcter, en Ceder
ohe in den buyk, by de balzeming van
de tiveede en derde zoorten geven de „nkunde
van de Artzeny bercideÌy te kennen ,
nademaal op deze wyze geen balfeming kan
gefehieden, en dat de Mummien, die gewoonelyk
in Europi worden gebracht, klaar
leeren, dat de voornamere'lichamen opirevult
zyn geweefl met fpeeerycn, en kolteV
kere balzemaehtigezakcn .Balzerazap, Cederen
ohe, Aloe, Myrrhe, Kaffie, degeringere
lichamen met lymachtige ilofFen, waar door
zy als bepikt wierden en beflrceken, ik voegt
daar by, en opgepropt wierden. De doo'rlulting
Van de edelder lichamcBwildeaangchaalde
Clauderus bladz. io. datdaarinzoude
hebben beilaan, dat zy de gemeldefpeceryen
door dadelyke wärmte zouden hebben doen
dun worden, dun geworden zynde zouden
tot eene balzem ofnaar zalfgelykcnde klomfl
hebben gekneedt, alle buykeningellort.elke
deelen zeer vet befmeert, ja de windzelen,
Van buyten omgedaan met hetzelveovervinedig
zouden hebben bcvochtigt, of liever dat
zy de lichamen in de gezeide lymachtige of
balzemachtige zamenmcngzelen nat maakttcn,
en dat meér dan eenmaal, tot dat zy giften
dat de dode lichamen deze vochten gcnoeezaam
hadden ingezogen.
De Rcfeim Lykbezorgers zelve zyn
noch overig, dewelke niet zo zeer geweift
zyn Geneesberenzzhe, äznviAKru.ärnen.
gers Tancbentas noemtz.e Dkdons, anderen
b-ntafbrnfla!. Voorhecn wai en wel, cn in
die tydeeuw, van welke wyfpreeken, de
i.ykbezorgers en de Geneesmeeftersdezelve,
de teneesliunde noch tot gene Konftgebracht
zy'nde. Doch im zyn de bedieningcn der
.(jcneezenden en der Artzeny bereidenden,
ja der Geneesheeren cn der Wondartzcnonaerlcheiden.
P R I N T P B L A D CXV.
SMofis! wordgy in uw ted're jiuod,
Uaargy moefl zyn uw Moeders trooß en -vreund
Í IVreed en kitter ht '
met, e¿r datgy zelf het léven kent, hier fiéven,
ä GODI