N A T Ü U R K U N D E . 169
P R I N T B L A D C X I .
DAN zaleen flange zyn aan den weg, een adderflange nevem het päd, hytende des
feerts verzemn, dat zyn ryder achter overvalk. Genei .XLlX. vs. 17.
^ D A N ! itw Vader kent irjj aard.
Ah vol van liß en veinzerym^
En wie»! hedrog naäww is te myerty
^ies Würd gy voor een SLANG verklaard:
fiixADDKRSLANG ge[fitfl oj lagen,
^ie nevens V päd zig zelf tfedeki,
En ander 't kruid legt uilgcflrekt ^
Om aan uw Roofzugt te behagen j
Cy bjt de V E R S S E N E N nan 't PAARD,
En doet zyn R U I T E R neder/orten,
Om hem het U-ven te verhörten^
V Geen niet dan fehrik en droefheid haard.
Dit is aan Lais ßad bevonden,
'Daar gy de Inwoonders onverwagt,
Of hebt beroofd, of omgebragt,
En 't regt der vrede vals gefchondea.
HE t is uyt den T e x t klaar dat Schifbifhon
nietis ivnaiiiVm», gelykdeGriekenhebben,
noch befriedende als de Saraaritaanen,
maar eene zoort van eene Stange, Doch de
Uytleggers, wanneer zy tot de gedaantens
komen, zyn het niet eens, geene woordoorfpronkelykheid
denwegvvyzende, waarover
ik deswegens ftil zwyge. Jonathan verklaard
h e t de voornäamßen der Stangen. Onie/oseen
Adderßang, welken onze Latynfihe heeftgev
o l g d . De Jeruzalemß:he en Syrifihe een
Bi^iliikust Hieronymus ^engehoornt Serpent,
Jmiüs , Atontia , Schinälerüs een Adder ,
Caßalio, de Italianen, de Engetfihen eene
Stange. Onze Moederlandfche blyft in de
algemene betekenis. De Arabieren gevenalhier
licht, by dewelken Sipfhm en Saffhon
eene Stange is door wit en zwart onderfcheiden,
Waar uyt zekerlyk is te giflen, dat
Sipphon de Hismorrhoui of de Riemot rhoides
i s , dewelke by Aetius enby /Ivicew/a Ar ab.
T.n. i; 8 . Lat.lV. 6,3, 3 6 . van verwe is als
het Zand, beilrooidmetzwarte enwitte kippen
of tekens, en by Sotinus door de beeie
het bloed uyttrekt, of wat 'er levens is door
het bloed uythaalt. Het behaagd ten eenemaal
aan Bochart., Hieroz. p.ll. t.Ill. c.ti.
D e gemeene Overzetting, deu'elke Ceraße
h e e f t , die waarlyk als hier Sehcphiphon nevens
het fad, zo Wor d z y b y Nicatider Iher. vs.162,
gezegt te fchuylen,
- - - - - - In het Zand
Of cok in de ronde fiooien der räderen nibl den
op dat zy de voetgangers lagen legge Dat
'Jakob daar verder by voe gd: dat zy despier ts
verzenen b]t, endeffetfsrydet achterovervaL
kndoet, namentlyk het paart vallende, zegt
Nuandor omtrent het zelfde, dat de kracht
van het kwaad zieh vooniameniljk ujtlli'ekt
in de kniefchyven en in den onderbuylc:
Aanflcnds k-.pell eene^ware fyn den ondei buyk,
en de fmert dringt ßerk de twee kmefihyveit.
Deze fleekbect is dodelyk aan menfchen
ende beerten t^Uian. Hb. Xl^l. eap. 28. en
derzelver lagen können nietzeer gemakkelyk
vermyd worden, om dat de Slang met het
Zand van eendcrici verwe is, en van de onvnorzichtigenliclitelykwordgetreeden.
Viodor.
Ill.boek, Iii.taf. Aan de gehoornde
blange, Cerafle, hebben den naam gegeven
tweehoorentjes, ofuytwaffen alsgerlle koorns
boven de oogen, van dewelke Btllontus bewach
maakt Obf. lib.Il. c. mct deweFke
zy den weg te voren betaft, wanneer zy de
oogcn niet kan gebruylen. Vlin. IX.bcet,
^t.kap. \'an den tlammrhots v'mämen de
volgendebefchiyving by RajusS-intpf.^iaih.
iby. „ Zyis klein van lichaam, eenvoetlang,
„ de oogen door zekeren brandenden glanlch
„ flralende, zeer helder van huyt, de rüg
„ door veele witte en zwarte tekens gevlekt,
„ een naauwehals, zeer dnnne Ilaart, met
„ horentjes boven de oogen, Zy word in
„ Egyfte gevonden. " Doch het (chynt dat
Sephifhon by Bochart gemeen is aan Cer«ße
V V en