(íilHi-iJSÍ!'
'[I Iiisll'ijl
2 4 0
d e der E¡y¡)ti
niet in de weereid
oiid van Artapc.
G E E S T E L Y K E
. Dit gevoelenismetons
^ikomen, maarhetiszeer
j- by Euieb. Pr£f. Enang.
L. IX.c.hU. en uyt het verhaal van Artafanus
dat der Memfhiten. Joßfus zc!f, anders
ecn doorgelcerd Man, en van gene Ideinegeloofvvaardigheid
oordeeld dit wonderu'erlc
nict vry te zyn van achterdocht in zyn IL Boek
der Jooätßhe Out heilen kap. 7. oni dat het
zelfde Alexander den Grootcn 70udc zyn in
'Pe
Ar
kaa
H i
•zìe gebeurt zeevolgens
•anus het /. Boek^ en 00k'Scifioden AJri-
'/bydo inneniinçvan hctnîeu-
. by Lìvius het ^XX^L Boek het kap.
•X voegen zieh by Le Clercq T ) i f . de Me
Idumíitrajeííioue, aangevocgt by d e verkla-
, bladz..(3\i.
ing over de ßockcn van Vlov
Ca/p. Mus by Janus Nich
nscot. Viror. Wußr. Torpbyri
legging over E:<odus.
r Erythr,cns Tiim
by Rivit. uyt-
, 2al deze afgod
l o z a , gencnan-
•alien, zelfs uyt
iedenis. Mazes
•ekken over de
aldien de zee
Van zclfs, even als Tiagon
der Nature, welken 00k Sph
deren G O D erkennende, v
het bloote vcrhaal der Gefchi
krecg bevel zyn h.ind uyt teß}
zee. Maar vvaarom dat? By
eene gewonc zo ebbe, als vloed gehadheeft.
Had de Man GODS den tyd der ebbe niet
kunnen afvvachcen? VV'elk verband is 'er tuffchen
de hand van Mazes met dat geen, het
welk gebeurde? Tullchen de oorzaak en het
ge wrocht e ? Na dat Mazes zyne handt haduyigejh
ekt over de zee ^ zoo dede de HEERE
de zee ^egbgaandoor eenenflerkenooßen-jjindy
dien gantfchen nacht, ende maakte de zee drooge.
of deze Wind gewaaid heeft, de aflcheiding
der wateren bereeds gefchied zynde ,
cm den llymerigen grond te drnogen, zoals
AbtUenfis, Bonfrere, Cornelius a UpidexwWlen?
D.m ofdezelve zyive medewerking heeft
by gebracht tot de fcheiding der Wateten
zelve, de uytdroging niet ten eenemaa! zynde
buyten geilotcn, welk het gevoelen is van Janfcnhis
en van Rivetusl luitonshiernietteonderioeken.
Ook oordele ik dit nict nood/akelyk,
nadcmaal geen der winden, uythunne
natuurlyke krachten, vermögende zyn omde
W
vci\. e. .e.n. te l.-w.v. . . , , en gebehouden,
k!. oft te
dat die van beide zyden
als muuren zouden kunnen rccht opitaan ,
maar veel eér fchiclyk en in cen oogenblik weder
te zamen vlocijcn. Stelt dat de winden
hunne van een klicvende, of van een verdelende
krachtcn hebben, echcerisookhetwatcr
aan zyne wetten ondervvorpen. volgens
dewelke alle derzelver dcelen zieh naar het
. richifnoer voegen. Ook is het niet waarfchynelyk,
noch uyt het Gefchiedenis-verhaalbe-
\vysv.tlvk, dat deze wind by den dooriocht
zclvcn'heeft geduurt. HEF.Rt: dede
de zee -ujegh gaan door eenen flerken Ooßen-
-jjmdt, dien gaut/ehen nacht, ende maakte de
zeedroogCy ende de wat eren wierden gekloven.
Ende de hinderen Jßaels zyn higegaan
in het midden van de zee, (niet alleen kings
den ocvcr, daar het water gewoon is te ebben
) op het drooge • ende d¿ -ivateren 'UDaren
haar een mnur, tot hare rechter en tot bare
ßinkerhandt. Alhier ftaat de geheele wysgeerte
verbaail: z y n d e , ili!, en ílaande by het ttrand
ziet zy in den Afgrond der geopende, ja van
cen gekliefde Z e e , ja zelfs in de diepte der
kracht ende der wysheid GODS, en kan
wegens verwondering gcen woord fpreeken.
De¿e Spreekwyzen, van devvelke de Heilige
Gefchichc-Schryver zieh bediend , komcn
geenzins met de ebbe en vloed der zee over
een. Die ook maar ccns deze heen en wederkering
van de zeevloedcn gezien heeft, zal
dit toeilemmen. Ende wat mcèr? ßyaldicn
deze heen en wederkering der zee gewoonlyk,
of een weinig racer als naar gewoonte is
genoeg geweeíl, hoedanig, biddeiku, hadde
deze ßeweging aan Pharao, den Heer van
d e landilreek, en andere Egiptenaren kunnen
onbekend zyn?
Zie de L.andkaarten in, en gy zuk bevinden,
dat de ooftewind gewaaid heeft uyt her
Steenachtig Arabie naar Kairo toe. By aldien
Mozes woorden u zwarigheid mochten mak
e n , in het midden van de zee, vergeleken
met de tulTchenruymte tot het tegen overgelege
ilrand, zo merk aan, dat, volgens de aldernieuwüe
aanrcerkingen van de Landbefchryvers
, de overtocht van de Rode Zee
dichte by Suez kort is, ende naauwlyks van
v i e r o f v y f duyzcndtreeden. Hiermedekomt
Strabo over een L. ll.pag. 69. Arabios Kolpos
potamou dikeyn ßenos ijli kai makros. Petrus
dü Val getuygd Epiß. XI. dat d e tulTchcnruymtevan
het Arabifche ilrand tot Suez toe
niet grootcr is dan van 'Panf)lupus\v\¿m Napelfchen
Dyk, naamentiyk van twce Italiaanfche
mylen , zo dat het de Israeliten nict
zwaar gevallen hceft, omdewydte, vanwelk
e wy fpreeken, binnen den tydvanweinige
uuren door te gaan. VVy bekennen, dat de
overtocht gemakkelyker zoude zvn gewccil,
by aldien, gclyk ¿í? C/ í ' /r^wi l , 'izlßaditen
in het eeríle gelid zcer wyd uytgefpreid op
den zandigen grond van de ebbende zee hadden
kunnen voort trekken, maar wywcrpcn
daar weder tegen in, dat zy, met dczclve
breedte, gelykhy wil, vanllagorderdcn bodem
der zee hebben kunnen dooi gaan; want
d e H. Schrift zwygt tencenemnalvandewydt
e d e r opening, üusdringt ons gene reden,
alwaarom wymetzommige Joodfche, en ook
Kriilenen Leeraars zouden vail ikllen , dar
d e ißaeliten de zee zyn ingctreeden in eenen
zekeren inham , cene Steenklip als in cene
halve omkring zyn rondoni getrokken, cii
wederom op dezelve plaats, alwaar zy waren
in gegaan, wederom zyn uyrgctreden.
Le Ctercq draait cn drukt de Schritt zecr
grootelyks, ja, op dat hy de gebeurde z.aak
belì,
N A
U U R K U N D E. . 2 4 1
belacchelyk 70ude makc
begint hy van
zeker Franfch Dichter,
devvelke vißchen
inbrengt in deze waterra'
juren van ecn krisit
tallyne helderheid, op d;
die aanfchouwers
zouden zyn van de doortrekkende//r'Äi//re».
13y hem zyn die woorden Exod.Xl^.^. Ende
door 'tgeblaes vanwjaenneuze zyndewateren
opgehoopt geworden t de ßroomen hebben over
eynde gefiaan, als een hoop.- de afgronden zvi
ß\f geworden in "t her te der zee: overdrachtige
Spreekmanieren, ja Dichtkundige fpeel
i n g t n : op dat de wateren hei.lieäen zyn zouden
eenmuur t er rechter enter barg linkerkanty
• is hem genoeg de zee aan de rechter zyde
aflopende , ter linker in de kuylcn van alle
zyden overig. Om deze aardige gedachte op
t e helderen moet dienen dat geen, het welk
Nabum van Alexandrie., of volgens ßochart
van 7heben voorzegt Kap.lll.^. Zytgybeter
dan No de volkryke, gelegen in de rivteren Ì
Die ronlorn henen water heeft : welcher voorrnuur
de zee haarmtiur is van Zee? Het
i s n i e m a n t , die ooit Steeden heeft gezien aan
Zee gelegen , of by de Hävens verilerkte
Schanifen onbekent , in hoedanigenzin de zee
ze1f eenen voormuur van de daar aangelegen
ileeden kan worden genaamt, ja eenen muur,
ende hoedanig mcn gewoon isaidaar, tegens
den aanval van de zee zelve, ende tot intoming
van de befpringingen van toefchietende
vyanden, ilerke muuren te bouwen.
Le Clercq doet wel alhier dit ganfche
Wonderwerk daar inbeilaan, dat de Ebbe
der Zee op G O DS bevel, en door tuiTchen
komen van den wind gm01 er dan naar gewoonte
is gewccil. Doch hy is van oordeel,
d u hem tcn voordcel ilrekt de pl.iats uyt
^iodorus Sicuhis in zyne Biblioth. hb. ìli. p.
17;. T)ewyl de zee ß^kachiig is, word zy niet
dieper gevonden dan driemaalzesvoeten : het
zelfde bevelligt Bellonius Obß L.II f. 58. tn
"Du Val op de aangetoge plaats. Insgclyks
bcguniligt dit zelve een ander bewysdom van
de^zeer aanmerkelyke ebbe en vloed van de
Kode Zee uyt denzelven Diodorus l. III p \ 73.
Zy heeft lange en naauwe doorgangen, maar
eene veelvoudi-e cn ge'jjeldi^-hevige ebbe en
vloed, ende Bellonmsgetuygd Obß L. U.c. 67.
dat van de overlopcnde Zee her omgclegen
land rontom de Stad Tor nu en dan onder
water vloeid.
Gemakkelyk zal die geen die tooilcmmen.
dewelke in aanmerkingnccmtdcgclegcnhcid
van deze / e e van het Zuydcn naar het Noor
den uytgeib-ekt. Byna het zelfde uytwerkzel
• omtrcnt den Oceaan zelf,
a n d e c n g e k i h u l i c h c n l i n g e -
:, darhetwatcrhogcriyiUe
, />;-e/7 en andere kullen van 't
•: waarom kan zulksnict gen
denabuur ige pl:
het gecnhy wil.noch hy betoogd niet,het welk
hy wel voorgecft. Hy Ihiat een half Wonderwcrk
toe, maar waarom geen geheel? Ja
by aldicn men het dieper inziet, zo vervalc
ook naar het gevoeièn van Le C/i-r-^dehelfte
van het Wondcrwerk : deze hclfte ondcrfchoord
alleen de wind ilerker als naar gcwoonte
, dewelke zekerlyk krachtiger uyc
enkelenatuurelykeoorzakenilerker hàd kunnen
doorwaaijen. Hy haald zelfvoorbcelden
by, van de zee. dewelke in demaand Julius
1672. gedurende den tyd van twaalf ùuren
heeft van ebbe gevveeit, ten zeer groot belet
>v d e Engelfchen, dewelke mei hunne
Vloot de Nederlandfchc Provintien wilden
lantailen. Van de Rhojì/e in het jaar 1
door eenen ilerken zuydenwind in het GeneefCche
Meir te ruggegedreeven. VVaar van
men echter dit in het voorbygaan moet aanmerken,
dat daar van vcel eèr oorzaak geweeil
is de inloping van de beeke , genaamt de
A r r e , in de Rhofne, dciwelke ook op den
3, December 1570. en op andere reizen de
libo/ne in het meir zelf heeft teruggedreven.
kunni wy zie
by gel
land cn Vrankryl-
'Partus Find-inus
Vr^n^cUB.etagm
bfuren te Su.
Doch doorallen dczen vcrkrygt Le Uerq niet
en deMolenraderengedwongenverkeerd om
te lopen. Maar het ftaat verder aan Le Clercq
te bewyzen, dat de Ìlerke wind noch geduurd
heeft in den doortocht zelf van de Ißatliren,
het welk hy zeer bezwaarlykdoenzal, enhy
zoude zo uyt de Schrift, alsuytverfcheidene
omilandigheden veel eèr het tegendeel befluyten.
Doch zo by aldien de Wind alleenlyk
maar tot het intreeden toe heeft geduurd,
hoe is het by gekomen, dat de Wateren van
zelf weder te rug vloeijende de IßraHnen
niet hebben overllroomd r Of deze W ind
Kadim geweeil hebbe niet zo zeer Ooft . gelyk
het gemeenlyk Avord verklaard, dan wcl
Noord, zo als Le Clercq voornamentlyk van
noden heeft voor zyne ilerker ebbe op de
Arabifche llrandoevers, ofeenige andere geweldige,
zal ik hier niet onderzoeken.
De ondcrilane doortocht der Egyptenaars
door de zee, of de ingang in de zee, is een
bewys van de alderhartnekkigÜe verharding,
een zeer droevig zinnebeeld van ilyfzinnigs
zondaars : zy hadden bereeds in genoeg
gezien, ja G O D S drukkenden vinger gevoelden
zy. Nu ilaat 'er een geheel krygshçir
geleid te worden tuflchen twee hooge muuren,
om hoog opgezet niet uytmarmer, noch uyc
Vierkante ileenen, maar uyt Water: dat is
eene \'allye door te trekken, uyt welke van
wederzyden vloeibare Bergen opreizen : al
was het de maar aüecn, by aldien noch
maar eene was overgeblevengeweei l, moelle
hen hebben onderwys bygezet, dat 'er niets
zo gemakkelyk was, dan de nederilorting
dezer Muuren, en dezelve ter nederploffende,
den nnvermydelykenondergang van her ganfche
Hei r leger : ennochtansgaan fVagenencn
Ruyteren daar in : zy wagen iloutelyk den
P p p we g ,
,11
? •• 1.
Ip s'
l-is;
: ï
;t
. ' Í