N A T U U R K U N D E .
P R I N T B L A D CLVII en CLVIII.
Doe hwainen %y tot Elim, ende daar waren twakf ivater-fontekcn, ende zeventig
palmboomen: ende zy leger den aldaar aan de watereu. Exod. X\r. vs. 27,
anderen licbben XVI . veis. i.
é Joden vind gy nii uw hiß,
'Daar gy aan ELIMS waterbrounen,
In fchadun'jj van de PALMEN ruß?
Is 't ongemegen nu veriiionnen?
Vertrow^äge u nu op MOS E S raad^
'Daar gy geruß u legt ter neder?
Ja fieuH vry op dien toeverlaat,
G O D m 'md en hem en u te teder,
Om immer ramp of ongeval,
Zo lang ge iiw fügt voldoety te wézen,
Hy zal u hier en overal
Een trouire fchnt- en fcbermheer wezen.
De Palmboom is een Plante de wateren
ben:iinnende, by Tlutarchusinhet^oek
van de Pythoneße: hy is gaarn aan vochtige
^laatzen, en tvilgaare het geheele jaar door
drinken, Tlin. Lib.XUl. c. 4. Ahozynhier
te Elim zeventig Talmboomen benevens twaalf
•waterfonteinen. Ende by den Ecclefiaßicus
XXIV. IS. and. 18. zegd dewysheid, /ms
fhoinix anufzoothen en aigialois. Als een
'Palmboom ben ik uyt het water verboogt. De
Griekfche overzetting heeft in onzen Text
hebdomeykonta ßelechey fhoinikoon^ zeventig
ßammen van Talmboomen. Alle dcze dingen
2yn klaar, zo dat het te verwonderenis, dat
Ezechiel een Treurfpelfchryver onder de Joden
in het Treurfpel Exagoge ^ of , van den
uytgang der Iß-aeliten uyt Eg-^fte, uyt den
•Paimboora, by de Grieken/Aöi'/iA?, devogel
Phoenix heeft toegertelt; wantaldusvoerdhy
eenen bode in aan Mozes verhalende, dat hy
le Elim den Vogel Phaiuix had gezien:
Heteron de p-os tois eidomen zooon Xenon,
Thanrnaßon, hoion ondefoo oorake tis,
Diploun gar e)n to meykos, aietou fchedon
Tteroiß foikihißu, eyde chroomaß.
Zie Bocbart Hieroz. P. II. bl. S20,
De Palmboom, namentlykdcdadcldragend
e , een Boomzeerbekcndi n hecüoftcn. en
van een xeer groot gcbruyk, minder in Europa
bekend, is gaarn, gelyk ik gezegthebbe,
by vochrige plaatzcn, en in eene lichte enfavelachtige
aarde: fteunende noch op genen
dicp ii\gefchootcn noch breed uyrgclpreiden
wortel. Hy heeft eencn rechten ilam en
Hecht 5 in plaats van eene b.ift verdedigt hy
'/.ich met de deelen des loofs ovcrgefchoocen
zynde na het a thouwen, welke v.y duymen noemen,
dewelke zes in getallea!tydrond Inpcn,
eene zeer nette order behoudende. DcXvwv«
heeft van 40. tot 80. bladercn in de rondte
verfpveid. Doch bovenopdenbovenftentop
in eenen zeer grootenAT«"/' gelyk ecnPynappcl,
te zamen gelteltuytdebladeren, devvelkehet
aldereerlt zullenuytfpruyten, vaneenelengte
van diie voeten, fmal, en tot cene fcherpe
fpitspunt uytgerekt. De¿e omringcn de ]oagere
bladeren, de een na deanderegeplaatit-,
en altyd meer van de kruyn afgebogcn. L'yc
de holligheden der bl.\deren komcn elk in hunn
e t a k j e s , dieookgetaktzyn, voorcdelleeltjes
met de vrucht, bloemen in cenMannctjes
Palmboom, vruchceninecnwyfjes, deA'r«)»
van den Palmboom van gelyke grooite met
de takken is zeer lang, van wecrkantcn uyc
rietachtige bladeren naar de lengte gcfpirih
De deelen daar van zyn de ribben, de door cus,
de bladeren. De Vrucht komt allcen maar
voort aan den opperilen top van den Stam uyc
de holligheden der bladeren , bezaaid met
trollchen zo groot als bezcms, 'Ba^yli Dadels
genaamt, Hiller Hierojphyt. T. Lp. 123.
Niet allcen vertoone ik in de Printverbeelding
den Talmboom in eene grooteregedaanl
e , maar ook opden kantincenekleindereop
verfcheidcne Gedenkpenningen. De
I. isvandeStad¿á^É'í¿»«íinFcnicie, onder
de voornaamÜe van Cyprus, het welk af te
I nemeni s uyt het l.Stukder Brievenvan Hierommns
in het leven van Hilarión.
• iL is van hgypten. Datdeze
Landllreek vruchtbaar is van Pahnboomen
I blykt uvt Strabo, het XVll. BoeL _
III. VAN H E T GEVANGE JüDEA,
' een Penning gellagen onder Vefpaßanus en
Titus y waar op hangende worden gezien,
uyt Spanheim, zynde delleekjesby my
verdacht.
K r r IV. Een
' t :
i E'