tUfï«
l i
Iii'
: i i ihí :
mm
2 5 2
G E E S T E L Y K E
Te barre en zandige ITufiynen,
Bue der, hoe akeíig, hoe »aar,
Z v » IS R A E L «Í geen gevaar
JVil 't daag'hh ziet GOOS gkms verjchvien,
En zig met eenen overuloed
Van hemels brocd naar mens gevoed,
Het Qeen het 's morgens gaat -vergären,
E n M o f ' t veld verffreU als KORIANDER-ZAAD.
IFie zal dit nxnder ofenharen?
tVie is 't die dat geheim verßaat?
Hier kan reen baatzngt voordeel géven
•De Maat, die G O D heefi vaß gezet,
Bhft beel afhank'lyk van zyn wet.
Tleez d»r de wekheii aangedriven,
Verzdmelä veel, mnar het hederjt,
En de ingebeeide Rikdom ßer/t !
Die is mei 'peinig wfiV te vréáen,
En dog is het gemtg mor hem eii '( biiisgezm,
6 Onbeirryfb're ll'onderheeden!
Hoe^klaar fieetd hier G O D S -ayheid m.
DH hemels Brood valt veertig jdren.
Tot IS R A ü L komt aan de flrand
Van Kanadas bekofde laad,^
Vaar ts het veilig voor gevkren,
IVjl daar de veldvrugt wélig bloeid-,
En Melk, en IVjn, en Honing vheidi
•Dies is het MANNA met van niden,
Haar V Jodendm zo lang door G O D ¡s meé gevoed.
6 Ueen! de rampa zyn gevloden,
'Dan leeft het vry in overvloed.
GEIyk de BefchryvingvanlietGefchapend
o m , aan oiiS op dit Schouwtoncel der
\V eercld ontdckt omelbare zakcn iiiet mm
n m t i s e , danieldiame, zo opend lyookde
deur tôt de Wondcrwerkcn , op dat wy,
doorleert in de vvctten der Natiiur, des le
semakkelyker zoude kunnen oordeclen van
d i e d i n g e i i , dcwelke de Icracliten der Natuur
te boven ileigeren. Eenen Godsgeleerden
onkundig van de Welten of de Urachtcn der
N a t u u r , voegd cenccnigcndatvceln.aalseen
blind geloof, gelyk iemand onkundig oi onaclif/
aam omtrent de Wcttenvan i y n Vaderl.
ind de lydende Gelionrzaamheid, welke ik
iiochtans in cenen gocden zin, vvil licbben
verttaan. Ditisdereden, waaromiklictnodig
b o u d e , voor lict gefchiedenis-verhaalvanhet
verwonderenswaardige iVjanna te laten voor
af gaan , niet wel ecne vtljlage Bejchryving
het Manna. maar als in koH begryji
d e w e l k e , om de tegenwoordige
op te helderen, tcn lioogitennodi
dingen
gcbetineni
He t voorna amf t e , he t
•elk in gehclelSoes,
Mognneus, ^alkomt
kenrt¿ Altomari, Camper
mafias, anderen bevatce
dat het Manm niet zo zeer
he.
hieropuyc.
[ILI iju.i îjVJ j-^ti ;en dauw
lelfch o f van de iucht, dan wel het -¿ap
d e Traan uyt de FiTchenboomenen Olmbooraen
20 uytzvveetende, als uytwaaszemende,
c n wederom op de Bladeren der Boomen
nedervallende. Oat geen, het welk gemeenl
y k voorkomi onder den naamvan \\ztKaUbrijcb
Manna, is byna driederlei: Iiet alderv
o o r t r e f f e l y k l l e van den ßcrg S. Angelo is
v e r t e r , het tweede uyt SkHìe is wie, droog
tot korrels te zamengeronnen: hetderdevan
Tolja^ Manne de la Tolfe, ook Manna van
Br'tancon genaamr, is 7,0 vvit nict en kan in
i t u k k c n worden gewreeven. Gemeenlyk word
het vergiderd in de Maandcn Junlus, Julius,
A u g u l l u s , Zomcrmaanden, by droog vveèr.
Dat geen, het wel k het Briancotifchegera.i,mt
w o r d , druypt af uyt de Lavixboomcn, cn
word daarom Manna Lericisa genaamt. Het
O o l l e r f c h e dat Maßikfib word genaamt , byna
g e l y k c n d e naar de korrels van de Mallik,
druypc uyt de Cederen van den Libanon, bitt
e r , van eenen onaangcnamenfmaak. Andere
Mjoomen cn Planten vcrfchafìcn insgelyks
Droppels hebbende de gcdaante van Manna.
en mcér of min hcilzaam , voornamcntlyk
lloelgang verwekkende, zo dat ook zelf dat
Ilymachtige , hersachtigc , het welk uyt de
bladeren van den Elzcnboom uytzwect, hier
t o e b e h o o r t , het wel k in grootcr ovcrvloed
z o u d e
N A T U U R
z o u d e beibllen, by aldien een grooter graad ,
van de hitte der Zonne by ons was. Onder-
Wyien kanmen nazien Tomet. Hiß. de Ürogues,
L. l^Il C. i.feqq.p. 3?+- Memoìr. de fAcad.
Royal. 1699. />. IO. Hiß. de l'Acad. Roy. 1708.
Boccone Mnf di Fißcaf.ic).
D e n genen, dewclke in aanmerkingneemt
d e z e natuurelyke voortbrengingvanhet Af««-
Ȁ, hetzydoordeningefneedenBaft, hetzy
door de afdruyping uyt de Lucht, zal aanilonds
blyken, dat het geweellisdatMì««^?,
van het wel k wy nu fpreeken, het welk de
Jfraditen. geduurende den loop van X L . jaren
tot fpyze, en inplaats van Brood is geweeil,
waarlyk hemelfch, boven natuurlyk, wondc-rd
a d i g , het welk de alderberte Uytdeelder,
G O D , waardig geoordeel d heeft om bewaard
te worden tot een eeuwig Gedenkteken van
het VVonderwerk.
Z i e daar het alderuytgedrukile bevel van
G O D : vs Vulkt eenen Gomer daar van
tût be^jvaringe voor uwe geßacbten y op dät zy
zien het brood dat tk u-lteden hebbe te etengegeven
in deze woeßyne, doe ik ti uyt Egiptenlande
uitleydde. h'nde van Mozes toi Aaron
vs. 35. Heemt een kruycke, ende doct eenen
Gomer voi Man daar in : ende zetze voor het
aangezichte des HEEREN tot bewaringe
voor uwe geßachten. De betoging van deze
waarheid verdìend eene weìnig bredere uytw
e i d i n g , ten eindedaarniemandzy, die, op
eenigerhande wyze, het wonderwer k zoude
kunnen in twyñél trekken. Doch ik zal den
Gefchiedenis fchryver voet voor voet volgen.
H e t Joodfche Volk is met ons geweeftvan
eenen inboril, wel door honger gedrukt,
maar wederfpannig tegen G O D , dezinnelyk
e indrukzelen vcrdorven zynde bezectede
ten eenemaal denThroon der beíliering. De
R e d e was de alderonderworpenlte lyfeigen
v o o r het lichaam. Tit yieejchj>otten, en het
Brood het welk zy in Egypte tot verzading
a t e n , foeelden geduuriglyk henlieden m den
z i n , vs. 3. zy redeneerden niet, gelyk het
betaamde: wy hebben met deze eigen oogen
in E z ìpt e veele wonde rwe rke n gezien. en wel
daarmen over moeftverbaalHbanonsterguni
t e : metdrooge voetenzynwydeRoode-Zee
doorgegaan: wy hebben ganfchc Heirlegers
van Vyanden in de golvenverfmoordgezien:
d i e zelfde Almachtigen, die ons door eene
opgeheve hand 20 luyilerryk hecft uyt-
CCToerd, zal het niet ontbreeken noch aan
raadsbefluyten noch aan hulpmiddelen , m
deze dorre wocllcny. Men m
f c h e l y k niet wanhopen van zyne
moeenfte Goedheid, en altyd de
V o o - z i e n i g h e i d . Dicrgelyke Red^
g e n , ende hellzame r a adping e n ^
i n e e n m u r m u r e r e n d V o l k . Wy
en dat greetiglyk, naar Vleefch
K U N D E . 25 3
geen zovg zullcndedragcnwegensdiedingen,
dewelke des Geel les zyn.
• Dat zeer dikwvls ons i tervel ìngen gebeurd,
dat w y verkrygeii, het geen wy zorgvuldigl
y k w e n f c h e n , Eereftatcn, Rykdommen,het
gebruyk van vlcefchelyke Vermakelykheden,
d e w e l k e naderhand door GODS rechtvaard
i g oordeel tot een Vloek verllrekken, die
z e l f d e ondervinden de Ifraeliien.
Hunlieder begeerte en wenlch, word voldaan,
het Aardryk, die vruchtbare moeder
geeft wel geen vleeßh-, en brood, zelveinde
zandige woei lyne onvruchtbaar zynde : de gewone
wetten der Natuure brengenhaarteken
e n n i e t m e d e , maar de HEfclRL^ deoorzaak
van de Natuur, dewelke tot Mozes zegt vs.
4. ziet, lek zal voor u-lieden broodtiitden hemcl
regenen : ende vs. 6. ^oe fcyde Mo/cs ende
Aaron tot alle de hinderen ÌJraéls: 'Tavond
dan zultgy weten^ dat u de HEERE uit Egyfienlandt
uitgeleidt heeß: vs. 7- Endemorgen
dati zultghy des HEEREN heerlykheid
zten. Uyt welke onwraakbaaregecuygenisaanilondsblykt.
dat deze o f Kwakkeien, o f Sprinkhanen,
ende het Manna geweel l zyn werken,
ja wonderdaden GQDÖ, JaontwyfFelbareBewysdoramen
van zyne Heerlykheid ende van
zyne Macht.
G e i l e l d zynde, doch nimmermeer toegei
k a n , dat alhier geen Wonderwerk verriebt
is geweet t , 20 is ten minflen dit klaar, dat
Mozes met God den Schepper gemeenzaam
is geweef t , om dathy heeft kunnen voorzeggen
de toekomende dingen van denavonden
van den morgen, dewelke zouden volgen,
zaken ten eenemaal verwonderlyk en ongcvvoone
, hoedanige in de Natuur noch van
t e vooren, noch daarna gebeurd waren, vs. 8.
verhaald Mozes onderfcheidenclyk de toekomende
zaken: Als de HEERE u-Ueden
aan den avouât vleefcb te eten zal geven, en
morgen broodt tot verzadingeçn vs. 1
ilderver-
Iderbeile
nkavelinillen
niet
/erlangen,
rn Brood
w y zullen voor het Lichaam zorg dragen,
ik bebbe der kinderen Ifraels tnurmurecTingen
gebooxt, fpreekttothen, zeggendey t uff eben de
twee avonäen zuli gby vleejcb eten, ende aan
den morgen zult gby met broodt verz-adigt
'worden: ende ghy zult -weten , dat ik de HEEKE
wji^e Godben. De Almachtiglle Schepper
van de Natuur, in wiens banden alle d e krachten
zyn van hetGeheel -Al , wienhetvryflaat,
volgens of boven de Wetten der Natuur te
handelen. Wie is "er, die dusdanige voorwikkingen
zoude eifchen van den alderervarenllen
te gelyk en den alderfchranderilen
Wysgeer?
Nader ftaat nu te befchouwen. en, by aldien
het mogelykis, ditGoddelyk Brood te
p r o e v e n , van het wel k gene belchryving is,
dan by Mozes, Ooggetuyge en Bezorgervs.
13. Ende aan den morgen lagb de dauw
rontom het leger, vs. 14. Als nu de liggende
äaiiw opgevaren-was, zozietoverde U'Oeßyne
S s s