, 7 8 .
Die gene dewelke o¡t gezicn hebbcn onze
G E E S T E L Y K E
/^//•fj bewoonders, de Schapen, Geitcn
het Rundvee in de Alpi/che weiden hoedende,
wanneer zy die na de ^iphcs dryven^
heeft gezien Moz.es de plichten van eenen
goeden herder vervullende, dicdelchapen
niec op hen zelven laac, maar zachtzinnig en
verdraagzaam dryft, Ja door woellynen heen
geleid, haartende naden hox^Horeb^ zullende
aldaar heugelyker weiden gerieten.
Op hem paft, het geen wy lezen by Calp.
burfiius:
Cy fihaamt u ook niet 'i^aiineer gy laat de
fchaapskojcn bezoekt^
By aldien ergens een fchaap zal leggen, ont
banden van eene varßehe vrucht,
Hei zelve op wdi fcbouderen te dragen^ en in
U'jjen '•jjarrnen fehooi
Tc dragen de trillende jongen^ noch niet ßaan
könnende.
Ihronymis zet het Hc-brecuwfche Jinhag of
Jincbal Over heeft gedreeven , welk woord
Aryven eigentlyk van klein vee enjongebeesten
gezegt word. Fejius 5 de ßaiknegts de
'paarden -wegdry vende, dat is, i/oortdryvenäe.
De/elve .• Agere betekent voor zieh henen
jagen dat is, dryven. Daar toe bchoord ons
moederwoord mennen y aan het welk misfchien
minare den üoifpronk is verfchuld, of
gegeven heeft. Die van het wortelwoord Nahag
of Nabal in de H. Schrift doorgaans
voörkomende.
De Schapen beminticn het gebergte, het
welk, hoe hoger het zelvels, hoe voortreffelykei
voedzel het geeft. Dit weten delialianen
» byzonder uyt het Bergameejche, dewelke
jaarlyks hunne fchapen opde RhcC/fche
Alpes dryven, en weiden, voor hetjongvee
byna ontoegankelyk , voor groot geld hciuren.
Mozes heeft zyne fchapcn gev^-eid op
den berg Horeb. Adonis in de 5. Idyll, van
Tbeokritus:
— — en onrefi mala nomeuei.
« — rj:eid de /chaj>en op de bergen.
Hier van daan by de dichters oiopola. bergacfjtige
plnatzen . om dat op de¿elve oies
polouß de fchapen zieh onthouden. Homerus
Odyff. vers 573.
TOMS antous Katepepbnen E» oiopoleßin orejji,
Mozes heeft niets ontbroken, waar van hy
moeil: leven: fpys ende drank verfchaftehem
de kudde zelve. Melk, ßoter, Kaas. My
zal niet licht vergeeten eene zeer lekkere
onthaling van varfche fchapckaas. dewelke
ik eens gevonden hebbe op de alderafgelegenfte
Alpea bergen , en wel de alderruwile
van het Rynfche ßofch, aan de bronnen
van den agterilen Ryn , hebbcnde ik myn
leven niets aangenamer cn maücher geprocft,
anders geheel zeer van het eeten en gebruyk
van kaas afkeerig , zo dat ik daar van geen
brokje zoude können verclragen. In dezc
bergachtige piaatzen en ourefm oiapoloifiH,
weet een ieder dat zeer vele fpeceryachcige
kruyden groeijen, van dewelke ik breedcr
handele in de Hifioria Helvetia Raturali^
het natuurlyk verhanl van Zwitzerlandt. Zo
dat het niet te ycrvvondcren is, dat het
vleefch van diergelyk vee , weidende op
zulk voortreifelykvoedzel, veel hecrlykcris,
ta krea cbeiroo^ hopou eis heloodey , cbooria
netnantai , ey hopou meteoorotera. „ Het
„ vleefch is flechcer, wannecr zy in moeras-
„ fige plaatzcn weiden, als wanneer, zy.
„ zi'eidcu, op hoger piaatzen. Ariß. Hiß,
l. Vlll. c. io. -LiQ ßocbart hieroz. f.l. L. ¿1.
cap. 46.
P R I N T B L A D C X V I I .
Emk äe Engel des HEEREN verfcheen hem in een vlamme des vjers mt het
midden eenes braainboßhes: ende hy fagh, ende %iet de braamhojch hrandde in
't vyr , ende de braambofch en isierd niet verteert.
Ende Mofe zeide, ik xßl my daar henen wenden, ende gezien dat groot gezichte,
•maarom de braamhojch niet en verbrämt.
Is ooit grootmaedigheid in imants daadgeblcheii 7
Zo hebt ge, o" iVl 0 S E S! hier het moedigße beßaati:
Cy ziet lÄ-a B R A A M B O S door een wonder V U U K.
En z.yt nog jiout genoeg om daar op aan te gaan.
0' M O S K S.' heeft gl niet ? gy komt »ik G O D gemksn ¡
Hy rocft u by uw naam-, ßort eerbtedig neir.
EXODI cap.m -V. 2. 3
R i i l ' u s ai'deiis.
i r . ^ V i c / i ^ D f t s C„p m „.a,;