, , , G E E S T
Opticmus Cyneg. Uh. III. 'ieer wel befchryft:
Vau goud, om dat hy Umkt mct dikke hayrc»
By is fem JVolf, maar-voortreffilykerdaneen
'IVolf, hst Merverßndenße disr
Met kofere liffen gcjanfend, van eene zeer
groote flerkheid.
VanhetHebreeuwfche Zeeb is afgeleid liet
Kaldeeuwfchc ZeU, der Syriers Deb" , K'-
bi. der Türken Ztb, der Arabieren IM,
SM, in het meérvoud Esbad, ÓW in het meérvoud
Siäa», Tiba, Zeib, Züb in liet Vrouwelyk
meértal, by weinigen Ez^itb, byveelen
Ziab, Ziinb, Memnzk. ¿iAr.i?34 Miö-
2718. 5994. 60Ö7. MiiTchien onk 'Davus,
i i t , Tinos der t'rigiers by Hefych'ms. Doch
die is de goudgele Wolf, läy de Engelfclien
the jackhalls, by de Perfiaanen Jicc/Ma/, by
de hedendaagfchcGrieken Sqmlachi genaamd,
van eene fraaije geele verwe, befchreeven by
Belknius l.U. Obf.c. 108. welkenveeleértot
de Voffen, dan tot de Hondcn verwezen
word door Kolbe in zyn Kaaf de Goede Hoof
bUdz. lio.
De Wolf is de Koning van het Hondengcüacht,
een dier ton alderhoogften roofgier
i g , Benjamin een verfcbeurmde IVolf, Mos
harpax, de gemeene Overzetter, Roofgierige
IVolf. Vergelyk Ezechiel 27. Matth.
VII. Joami.X. 12. Hicrom word een
IVolfhy de Dichters, VirgiUus, Hotatins,
Ovidi«sroofachtig,roover, by0fplanusHarfakteyr
, by hilußratns in Afollonius het
ll.beek,'] kap. gczegd aetpioskeiinenostooharpazeh,
alt\d aandachtig op den roof.
Her Heilige Bjbclbtad betekend den tyd,
op welken de Wolf op roof uytgaat: ¿«i-Mrgeìts
aal hi roof eeren, ende des avotids zal hy
bmt iiytd'eelefi. Hier van daan noeraen de
Própheeten den avond'ii-olf, Habak. l. y. Zefanja
lU. 3. In omc nTe x t betckenen de t« ee
tyden nlet den gehelen dach, raaar den gehelen
E L Y K E
tcs (iy£lian. XF.boek, ikaf. Statins Achilleid
nacht, waar van het eene gedeelte de
nvondtyd is, de morgenftond het ander, het
begin des avonds, het einde des morgens.
Het kcppeln-oord en l o veel als na dat. Dus
is dan de zln van den Propheet: "De Stamme
Benjamias zal zyn als een verjcbeurinde Wtlf,
die tot den morgeuflond roof'heeft te eeien, na
dat h^i die by den a-uond verdeelt heefi. Men
moet aanmerktn, dat zommige Wolven den
roof niet verdeelen, maar alleen verflinden,
dat van anderen tot aandeel van den roof
en maatfchappy aan het vcrkregene worden
toegelaten. Die worden genaamd menoferai,
bot mey athrooi, alla kath' hetia peirateuontes,
die niet by hoopen , maar alleen op
roofgaan. By /i;/«'.'"'^ en anderen genaamd
Monolnkoi, Alonioit by de Franfchen
roux. Anderenjagenbyparen, Sundmßhen-
lib.ü. Anderen gaan by hopen, van
dewelke Xenofon fpreekt in Htpparchicus.
De-ie '¿elve lyn het Zinnebeeld van Benja.
min, diedesavondsgejaagdhebbende zoveel
roof heeft verdeelt, dat hy tot aan den morgenftond
hceft, waar van hy kan eeten. Andere
Dicren als Leenwen. Luypaarden, Beeren
, loopen 00k wel des nachts rondom ;
doch voornamentlyk de Wolven, om dat,
gelyk zy minder krachten hebben, zo cok
minder ftoutheid hebben. fcn den gehelen
dag gedurende door honger gepraamt, het
fcherpe zuur de maag van het guliigfle dier
prikkelende , zyn zy des nachts daar aan volgende
des te wreeder. W ant bnyten den
honger is de Wolf andersiins tarn genocg,
en niemand lagen leegende. Zie bocbart
Hieroz.lU.boek, la.kap.
Maar waarom Benjamin een verfcheurende
Wolf., diedes morgens roofeer, ende des aveads
buyt Hytdeeldl De drie Kaldecuwfche Uytleggers
betrekken dit tot den Altaar, dewelke
in de Stamme van Benjamin was gelegen, a!-
waar de Priellers des morgens de ila'gtoffeis
offerden, en des avonds , dat door het volk
was geoffert, onder zieh hebben verdeelJ.
JraEl. Zebachim £-. f. / 5 3. b. Succha c. 5.
b. Doch de offerhandenbehoorden niet
tot de Benjaminiten maar tot de Leviten. AIwaarom
andere Joden het brengen tot de
Benjaminiten, Wien het geoorlofd wierdzich
wyven te rooven uyt de dochters van Sth^
Recht.XXI. 21. Anderen tot Said, die. by
de eerile tydenvanhet Koninkryk van
eenen overvloedigen roof op de Amalekiten
behaalde : anderen lot Mordecbai, die des
avonds, dat is, na de tyden van de Babylonifche
gevangenis, den buyt van Hantan en
deszelfs zoonen gelezen word te hebben gedeeld
in het Boek van Eßher. De meeiien
onder de Kerkvaderen Tertnllianus tegea
Martion het V. boek, 1 kap. /imbroßushet 11.
kaf. Over de zegening van den Aardsvader,
Hieronymus het IV. boek Over Jezaias, en
het IL boek over Hofeas. Augußinusie /. Redenvoering
over de Bekeering van Paulus,
verihan hier door Baulus, uyt dczelve Stam
oorfpronkelyk, die in den vroegen morgen,
datis, nochjongzynde, deKerkalseenWolf
heeft verfcheurd, docli des avonds, dat is.
zynde ouder geworden, dcnbuytder Heidenen,
den Duyvel ontrukt, aan KKI S TUS
ende aan de Kerk heeft uytgcdeelt. Karradius
verllaat hier door "Jeru^alrm, dehoofdllad
der lienjaminiten, waar in de Joden,
als een Wolf, des morgens den roof hebben
gegeten, datis, den MES S IAS , om gekruyzigt
te worden, tot Pilatus hebben gebracht,
en des avonds de krygsknechten den
roofgedeelt hebben, datis, de klederenvan
K K I S T U S . Boibtn meend dat Benjanna
" P
I'AB. C'XJY
GKNESIS R«|..I,.v.«.,.
l ' K o b , , . - . ai-<,i„,,,,. roiulilu
(«•J- i n t l j a i u t r f r |in-nl>.