• n
G E E S T E . LYKE
2 12
»« Het vías nu en de geríte werde gcílagen:
»> want de gerfte was in de are, ende het
'i vías was in den halm. vs. 52. Maar deter-
„ we ende defpelte en werden nietgefiagen,
„ want zy waren bedekt"- Men hebbc na
te zien wat over deze plaats gezegt is. Knde
bekend is het , dat de Hagel nobic zodanig
Ilaat. dat 'er niets overig blyve. \Vy zyn
gewoon te zeggen, dac alies doorden Hagel
is bedorven, dochzulks moet akyd verltaan
worden, van hct meejle. Fnlíer merkt aan
Mifcell. L.UI.c.ii. dat de larwe en defpelte
noch teder, taay, en door haré vveekheid
buygzaam de opvaliende Hagelflagen ontweken
iiebben en oncvlucht. Doet by deze cok
het Koorngewafch, hct vrelk, zo noch niet
lot aarcn gezet was, aihoewel ter nedergevelt,
weder konde opryzen. ja zelfs aanltonds
weder uytfpruyten, en het derhalvcn niet
nodig is. te verdichten een tufichcnklove van
Maanden noch Jaren cußchen de Plage des
Hagels en die der Sprinkhanen , in welke
tuflehentyd zouden gewaßchen 7,yn nieuwe
grasfcheuten, nieuwekoorngewalien, nieuwe
Boomvriichten. Deze dingen kernen niet met
den Texrovereen. Mozes zoudeniechebben
kunnen fchryven, dat de Sprinkhanen verteerd
hebben, dac de Hagel had overgelaten,
Dat konde immers niet overgelaten worden,
het welk noch niet was, noch uyt de Aarde
was uytgefproten. Ook werpt de Tydrekening
dit verdichizel om verre. Mofes heeft
geen geheel jaar kunnen doorbrengen in het
verrichten van Wonderwerken. De Man
G O D S was tachentigjaren oud Exod.VIl. 7.
als hy tot 'Tharao fprak. Ende op zyn hondcrt
en twintiglle jaar leefcyd is hy gellorven
op den boort van hct Land Kanaans 'Deut.
XXXIl^. 1,5. Derhalvcn zyn 'er veertig jaren
tuflchen van de komrte van Mojes by Vbarao
tot zyne dood verlopen. De Kinderen vaa
JJrael nu worden gezegt geduurende veertig
jaren door de woeilyne te hebben gereisd.
„ Doch eene zo langdurige lyd komt niet
„ genoeg over een met GODS goedheid,
j, dat hy zyn volk, nu tot het uytterlle ge-
„ bracht, zo iangzaam zoude zyn te hulpge
», komen , en zo vele vertoevingen zynde
„ tuflchen ingebracht. Maar ook eifchte zyne
„ gerechtigheid , dat hy eene zo zware ver-
„ itoktheid deshertevan 'Pharao tugtigde,
„ zelfs hem geen tyd van ademhaling heb-
„ bende gegeven. Derhalven voegen wyons
„ by die geene , dewelke de tliien Plagen
„ den Egyptenaren aangedaan binnen eenen
„ körten tyd beirekken, namenrlyk van eene
„ maand, of daar omtrent". tóochart de
aangehaaUe plaats.
Ja dat roeer is, de Sprinkhanen zyn zo
verderiielyk, dat zy dood zynde meerfchade
toebrengen, danalszyleven, namentlykdoor
eenen fenynigen ilank, welke zy.uytwaafze.
men, vatifcherpe, vliégende, ziltígedeclen»
de pelt invoerende. Deze befmeiting is
ontllaan in "t jaar 804. door zwermen van
Sprinkhanen uyt Vrankryk naar Engeland
overkomendc, midden op weg zynde in zee
gevailcn , ende aan de tngeifche branden
aangevvorpcn . dcwelke het derde decl der
Britten gedood heeft, volgens de getuigenis
van S'igebert van Gemblours : en onder de
Burgermeeñers M. Plautms en M. Fulvius
Flaccus zyn 'er talryke Heirlegers van Sprinkhanen
in de Jjrikaanfche zW verdronkeii
zynde, doorh? Iren vergifcigen ftank alleen in
Numiäic vernielt 800000. op de kuil van
Kanbagi en van Utáa. 100000. Tc DtiU
30000. ZolJaten, Velgens Orofius Hiß. l. V.
Wygaanvoort. Ookvervolgd de H.Schryver.
vs. 6. „ Ende zy zullen vervuüen uwe
), huyzen, ende de huyzen aller uwerknech-
), ten, ende aller huyzen. de-
» welke uvve Vaders noch uwer vaderen
» vaders niet gezien en hebben van dien da^
„ aan, dat zy op den aardbodem geweeft
zyn. tot op dezen dag. " Ende zie daar
de bedreigingen ter uytvoer gebracht 1 w . i^.
„ Ende de bprinkhanen kwamen op ovcrhet
„ gantfche Egiftenlmd. ende lieten haar
„ neder aan alle de palen der Eg-iptenareK
„ zeerzwaar, voor dezen en zyn diergelyke
„ Sprinkhanen als deze noit gevvedl, ende
na deze en znllender zulke niet wezen".
Deze onbefchaamde en zeer ondankbare gasten
niet te vreeden met op het land te leven,
om welk te verteeren zy anderszins gefchikt
en gereed zyn , vervnllen de paleizen van
Tharan, en der EgtpieHarcH huyzen, opdat
zy zouden aanvallen, het welk de verklaring
is van zommigen, de Menfchen zelve, ja door
honne fenynige beeren doden. Zy willen dat
hier toe behoord dat geen het welk wyvinden
in het Boek der Wysheid Ka¡>. xyi.ij.
Alwaar de Schryver van her Boek fchynt te
fieunen op de woorden Exoä. X. i j . ., Bid
„ vyeriglyk tot den H E E R K uwen God,
„ dat hy doch deze dood van my weoii neme".
Maar daar uyt kan geeníTins de dood der
menfchen worden afgenomen. Daar is ook
eene Dood der akkeren, der Kruyden, der
Boomen. De Egyftenaars zeggen tot Jofefh
Gen. XLyII. 19. Waarom zuUcn •wy uoor
oogenßervenzowy, alsousland'i Van
den Boom zegt Tob. Jill^. 8. laäie/i zm wortel
in der aardi virouderd, ende zyn ßam in
hetßofverderfi. Paulus I. Kor. X!^. 36. Cy
dwaas, hei gene gy zaelt en 'dsord niet levendig,
't en zy dat het gepn-eu zy. Ja.
'De dood valt ook ßeeneu en Rotizen te beurt.
Daar en boven zyn de Sprinkhanen voor de
Egypenaars de Dood gewee«, om dat zv
deze
N A T Ü U R
deze van levens onderhoud, den Koning van '
zvne inkomflcn beroofd hebben. bind^elyk '
die woorden, dewelke ongcwone Sprinkha- '
nen betekenen , de-melke uwe Vaders met ge-
Uten en hebben, noch wwer vaderen vaders
^ — en hoedanige na dezen geetie wcien en
zullen kunnen worden verftaan van Sprink- i
hanen eener buytengewone grootte, hoeda- ;
nige die hidiaan/ehe zyn by 'Thnius het ¡X. i
ß. het 3. kap. van vier kvbiten en in zyn X \
M. kap. 19. van drie voeten lang, dedyencn
hct onderlle van het been het gebruyk van
zagen uytleverende, wanneerzy uytgedroogt
zyn; of, dat eerder tegelovenis, vsn hei
zeer groot aantal, of de fchadeuytde gefchiedenis
•Zclve by een te brengen. Bochart
op de aangehnaUe pliats.
De aankomll ende hct \'ertrck van dit
Hcirleger is noch ovörig. Daar van fpreckt
aldus Mofes, die met eenen uytgellrekten
Ilaf het leken moell geven vs 15. Ende de
H b' E R. E bracht eenen Ooßenwind in dat
Und , dien gehelen dach , en dien gantfcben
nacht: 'i gcjchiedde dei morgens, datdeOoßevs
ind de Sprinkhanen opbrachi. Dat de Sprink-
• hanen by hopen vlicgen, ja door de winden
gevoerd worden, is een getneen gerächt- PHnius
op de aangehaalde plaats „ By hopen op-
„ genomen zynde vallen zy in de Zeen of
poelen ter neder". Hieronymus over Joel
U. „ Ook by onze tyden hebben wy gezien,
„ dat xwermen Sprinkhanen het Joodfche
„ land bedekt hebben : dewelke naderhand
„ door de barmhertigheid des H tEREN
de wind opftaandein de ecrileen laatfte
„ zee ter neder zyn geworpen : Orofius het
li^. lioek het II. kap. van de Afrikaanfche
Sprinkhanen. ,» Door eenen fchielyken wind
„ aangegrepen, cn tot zwermen op een ge-
„ pakt, en lang door de Lucht gedreven,
„ zyn zy in de Afrikaaniche Zee gedompelt.
De wind Kadm^ op wiens voertuyg zy aangebracht
gewcclbzyn, vertalen zy gemeenlyk
door den Ooilenwind. Maar ook betekend
het, als eldcrs zalgeleerd worden, den Zuy»
dcnwind. Om deze reden zettcn hei de Grieken
over iVö/oJ en Liba., den Zufdenvaind,
cn den Zuydwcftenwind, en Kaufoona den
verzengden ^ind. fn deze overzetting behaagd
aan Bochart beter, dnn gene, omdat,
de bollewind de Sprinkhanen niet dan uyt
yirabic in £'^'V^/<?'/.oudckunnenovcrbrengcn,
maar de Zuydewind uyt ErhiopiAe, hct welk
voor deze Sprinkhanen peit vruch[(>aarder is.
Want daar zyn in bthtophie zoin:nige Volkeren
, devvelkc allecn maar van Sprinkhanen
hebben gelceft, dtwclke in zeer giooten
overvloedaanvoerdden ten deele de Welle ten
iiccie de Zuydewinden, en dat omrrcnt den
K U N D E . 213
Zonnellilibnd in de Lcnie, op welken tyd
desjaars zy ook in Egypte^'n aangebractit.
Agatharcides, daar hy Ipreckc vandebprinkhanen
eetcrs: hupo dctnn eartncyn ifeymertan
Imte Ub¿3 par ant oís kay zdphutoi pneoAfí
pamntcgclheis, akridjon ple\-thos amutbeylonek
teysanißoreyrou me/a icon atiemoon paraginefai
chooras Vergelyk TJiodorus het III. Boek
Srrabohct XVI Doch hctisindcr daad waafchynelyker,
dat iy veel eér aangevoerd zyn
uyt Efhinphh, ab uyt /Jrabie. Allioewel het
nict te omkennen is. dac God al zo ge.-nakkelyk
die heirbendcn had kunnen roepcnuyc
yirabie als uyt Eihkpie ^ ja zelfs in Egyp^e
fcheppenV Doch dat zy geroepen zyngeweeil
en door den wind den gantjchen dach en de-t
gehelen tiacht waeyende zyn aangevoerd. is
van elders "in den Textklaar. Het ontneemd
het Wondervverk niets, dat het zelve niec
heeft bellaan in eene enkele aankomll: van de
Sprinkhanen, want aUo zouden ook hedcndaags
wonderwerken gefchiedcn , zo dikwyls
als der Sprinkhanen zwermen uyt hec
eene Landlchap verreizen naar het ander:
maar daar in, datzyop denbellipten tyd , in
¿enenonmatelykenovervloed, miiichien onk
in eene ongewone grooite en gedaante op den
goddelyken wenk Egypteland zyningevoei d ,
dewelke miflchien op het geleide van de NV
turn- alleen Egypteland nooit zouden hebben
begroet.
Ja ook daar in, dat op hct bevel van dcnzelven
O P P EKHKE K zy, van waar zy
kwamen, weder zvn hencngedrevcn.^'/. 19.
„ Doe keerde de H E fc: K. E eenen zecr licr-
„ ken WeÜenwind, diehiefdeSprinkhanen
„ op, ende wierpze in de Schelfzee (de Ilodc;)
„ daar en blecf nietecnSprliikhaan overig in
„ alle de landpalen .van Eijpte " cn zulks
wel op het aanzoek van Mofes, v.m Fharat
daar toe vcrzocht. vs. 18. „ Hy ging uyc
„ van Tharao, ende bad vieriglyk tor den
„ HEERE" . Diewcgdryvendewind word
genaamt Rouah 'jam, de zvind der Zee, namentlyk
der Middelandfche, devvelkc derhalven
de Sprinkhanen door dc winden om
hoog gcvoerd, en de Zeen overviiegende in
dezelve ternedergepiotlUvordcn, enbekcnd
uyt verfcheidene boven aangeha.ildc gefcliiedenifzcn.
Ook Ilaat hier geen W ondcrvvcrk,
noch tezoeken, noch tc vcrdichien : hct is
noodzakelyk, dat de Sprinkhanen door den
wind, voornamcnclyk Dapper werdende, op
eene lange tocht, wclke/ynioeceiiovertrekken.
vermoeid worden.
Op den Voorgrond van de Prent kan gezien
worden een Sprinkhaan van de groorlle,
ter )een genomen uyt Ma
Infeiien bladz: itJ.
HhU
iaans Sm ¡naamfche
P R I N T .