N A T U U R K U N D E.
bem myn leven y en mynßaat en hoogheid bóren ^
En V heil aan bern befe hören,
JVannecr hy met u komt in P H A R A Ü ' j gebied.
ó Nypend zielsverdriet
"Der Broed'ren, m wat vrengd verkeerd gy, daar de elende
Van Fader en van Zoons^ tot vreugdvan JOSEPH, tnde.
i 6 i
WY 2Ìen tränen uytgeftort van blydfchap
en tedere beweging des gemoeds, de-
•welke anderzins de droefheid uytparft. Zie
daardezelve uytwerkingvan tegen den anderen
geilelde gemoedsdriften I De Onderkoning
fchreid voornamentlyk op hei aanzien
van zynen eenigften vollen broeder Benjamin.
Hy vervvonderd zieh over de alderbefte en alderu'yfte
Voorzienigheid van hec Opperwezen,
enweendj hy weend wegens hcc herdenken
aan voorgaande dingen > hem aangedaan.
Te gelyk ende eensklaks ileilen zieh
aan zyn gemoed voor den aider bellen Vader
afwezend, nochinhet leven, alle zyne Breeders,
niemant uytgezondert, de droomen,
dewclke hy noch jongelingzyndegehadhad,
de elendige llaverny in Koninklyken luiiler
geeindigt. De ingevvanden worden warm,
de levensgeeüen fchieten op het herte : het
bleed word uyc het hertebed door eenemeér
als gewone drift uytgejaagt in de polsaderen,
het aangezicht word daar door rood, alle
fcheidingcn worden voortgezet: uytde klieren,
zo de Ongenaamde , als de Traanklier,
word als uyt eene fpongie het traanwarer uytgeperll,
en overftroomtdeoogen, hetwelk,
om dat het alle te gader door" de traanpunren
nletkan wordenvoortgebracht, langsde wangenafdruypc.
Jazelfs vloeijen de tränen, al
eerder dat de boodfchapper aan het herte gebracht
is, bewogenzynde de zenawen tot de
beweging der oogen gefchikt, voornamentlyk
de Zielroerende in den doorgang zelf uyt
de herirenen in het agterße herlÌènvat. Ende
derhalven eene dubbele Tranenbron, eene
in de nabuurfchap vandeHerlÌenen ende lief
herlÌènvat, de andere in het herte.
Lang, het welk uyt den gehelen draad der
Gefchiedenis blykt, had /ich de Onderkoning
ingehouden, zo dat '^ofeph niet revoorfchyn
kwam voordeoogcn zyner broederen.
De veinzing was gedvvongcn, zcer dikmaals
aan de Hoven voorkomende, gclykdaardikmaa!
tot ccn kwaad, hier rot eengoed einde.
Doch langer had hy zieh niet können inhouden,
ook wilde hy niet. Uyt den overvioed
van het herte fpreektdeinond, en wederom
vlieten de oogcn van tränen, hyverbief zw
¡lemme met 'jiecneK, Gen.XLK wanneer
hy 7jch aan zyne Breeders bekend maakte.
De Onderkoning Jefiph « eend, vallende om
den hals van Benjamin zynen brocder, hy
weend, kuflendeallezvnebroeders.maarook
weend Benjamin aan den hals zynes broedcrs,
hebende boven anderen eene tedere-geileldheid
van ipanaderen.
Maar wat doen de Broeders ? dewelke men
niet leeft dat geweend hebben, en miflchien
niet konden weenen. In der daad zy konden
hem niet antwoorden : want zf n-aren
verfihriktvoorznaangezichte, Gen.XLV.
Tot noch toe waren zy wel gcduriglyk met
fihrik bezet geweeft in liun gemoed, zo dat
zy gene fchreede in Egypte zonder vreeze
hebben voortgezet. Den Landvorfl zagen zy
vertoornd, in wiens banden hun leven gevaar
liep : zy zagen zieh .van dieffial befchuldiat,
en daar was gene plaats voor verontfchnldiging,
veci min voor zLiyvering: indegemoeren
wasblyven hangen degedane toezegging
aan den Vader, voornatiientlyk van juda^
wegens de zekere en de veilige wedei-komfte
van Benjamin, welke bclofte zy niet konden
nakomen. Nu wotd'er fchielyk een ander
Toneel geopend, den geenen welken zy
lang dood geloofden , voorheen zo fchandelyk
verkogt, dien Broedcr zien zy nu La.idvoogd
: den onverbiddclykcn Rechter zicn zy
fchielyk veranderd in den bellen Brocder : den
gcftrengdeu Heer tot ßefchermer. Nu komt
de verwondering in de plaats, ja de bedceftheid
bcvangt de gemoederen der Aankomelingen
j zy Haan verbaafd en als bevrozen gedaantens,
beangffigt over den Vader ten binnen
huize, over den Onderkoning Jo/efh,
over de rchenda.id eertyds vuykardig bedreven,
en onlangs toegerekent, de aangekondigde
llrafle, en de ten eenemaal onverwachle
verloffing. ^ Verbaall zyndc konden zy niet
antwoorden, ja zelfs niet denken.
Zie op den kant een levendig tafereel van
eenen te gelyk blyde zynde en fchreijende,
zieh verwonderende, verbaail zynde, door
vreeze verflagen. Maar ook in de
I. Figuur, het linker oOg, waar in A. de
ongenaamde Klier, d. e. de tianende Vaten,
ZO als die van buyten können gezien worden.
b b. De twee Traanpunten, dewelke het
Traanwater door de buis c. f. tot de neusgaten
brengen. De
II. Figuur A. De inwendige oppervlakre
van de wynbrauw, door dewelke zieh de
Traanvaten b.-e. d. b. e. d. onliallen.
S f P R I N T -