, 8 4 GE E S T
Indcrdand deze 7elve Tov emr s , door welker
guychekryen was vcrhard geworden.
bekcndde zelve, dat de voortbrcngiiig
van de luyzen, anderzins zcer veracht, de
vinger GODS was. Exoá.l^lll. 19. En
de tegenwoordige zo wel wysgcerte, ais de
natarelyke Godgeleenheid leerd ons, dat
hec de vinger G Ü D S , alies beíliercnde ende
regerende, is, al wat 'er in hec ganfche gefchapenenis,
ende bewogen word. Degroote
G O D zeit dringt in zyn geopenlwarde woord
deze bewysrede aan, zieh zelvcn alle dingen,
niets aan den Afgod de Natuur, toefchryvende,
Regen, Sneemv, Hagel. Dezezyn
wel werken van G O D , maar te gelyk werken
der Nature, doch worden gewoonelyk
gene wonderwerken genaamt. De wyn is
een gcwvocht, eene gave, van G Ü D, maar
Gokeenuyrwcrkzel van de Natiiur ophetbevel
van G O D , of helliiyt van den werkenden
G O D . Maar de vcrandering van water
in wyn. gene tweede oorzaak tullchcn beide
körnende, gelyk men in de Schoden zegc,
zonder den naturelykcn wegvan de wynÜokken,
is Goddelyk , enis op de bruyloft te
Kana een wondcrwerk geweeft. Het komt
met de Natuur overeen, dat de Ravens de
verfchenrde vleefchbrokkenvan de eeneplaats
overbrengen tot de andere; maar het is een
vvonderwerk, als deze vleefcheetende Dieren
de fpyze aan Elias brengen. Waar uyt het
kiaar is, dat den genen, dcwelke zieh aanmatigt
om van alle dingen te oordeeien, de»
welke omtrent de Verfchynzelen voorkomcn,
of het wonderenzyn, of wonderwcrkcn? of
zy de krachten der Nature overüeigeren, of
niec ? bckend v.yn moeten de krachten der
Nature, de Wetten ende Üytwcrkingen der
Beweeging. Die aan de Natuur mecr tocfchryfc,
als wel aan dezelvetoekomt. ncemt
zo veel te meer af van de hcerlykhcid des
Alderhoogilen GODS.
Laten alle de krachten der Natuur aan den
Duyvel, dien duyzendkonÜenaar, meer dan
aan eenig wysgeer bekend zyn: Heid dat hy
dadelyke dingen aanlydendetoepail. G O D j
zulks toelatende, dat hy wonderen kan ver- I
richten, zo Haan wy nochtans niet toe, dat '
hy wonderdaden kan docn Dit recht beu'aren
wy aHeen voor G O D . Derhalvcn is het
klaar, dat de wonderwerken der Tovenaars
in Fgypte geene wonderdaden geweell '/yn.
Hec overtreft inderdaad, de krachten van
de geheie natuur, de voortbrenging van ccne
Hange uyt een l lok, eendrooghout, een riet,
of eenig ander groeibaar ding, wat het 00k
2.y, Dit zal nieniant ontkennen, aan wicn
de zamenfchikking der Planten en Dieren,
al was het maar door een vcnfter, bekend is.
Daar is, ik ontkcnne het niet, in veele dingen
eene gelykformigheid tuflchen de groeibare
dingen ende de Dieren, maar anders
E L Y K E
zyn de vezelcjes, de äderen, anders is het
voedzame 7.ap in deze, anders in gene. Ja
de wederlevcnd wording van eenen dooden
i l o k , zonder zap is een wonderwerk, het
welk blyken zal door het voovbeeld van
Aarons Amandelroede. Het ovefileigerd
inderdaad de krachten en van de Natuur en
van de Reden, dat Staven waar van wy nu
handelen , in Slangen worden hervormc.
Maar op wat voor eene wyze zyn dezezakcn
over een te brengen metdewoorden van den
Text? Exod. A7. (i. ßnde de Egiptifche'fo.
veraars äeden 00k alzo met bare beßsjeringen.
"vs. I a. ¡i'ant een icgehk wierp zynen ßaf neder
y ende zy 'Bierden tot drakcn. Hebben dan
ook de Toveraars wonderwerken verricht?
Ja zeker, maar verdichte wonderen, 'waar
door zy des Koninks oogen konden betoveren.
Hebbcn dezeGuychelaars gene flangen,
welke zy in den fchoot droegen in plaacsvan
de Häven können leggen: of de Duyvel zeit
de lucht zodanig veranderen , dat cxi'Pharao
en de omHanders by al wat heilig is zouden
hebben gezworcn, dat zy Hangen zagen?
Hebben niet die Kamerfpcelders en Bootzemakers
door groote behendigheid houie
flangen en verbeeiden en bewegen können,
zo dat zy aan de aanfchouwerswaare Hangen
hebben gefcheenen? Gelyk wy weiendat te
Neurenburg gemaakt worden Muizcn, Spinnckoopen,
Padden, Slangen zeer gelykende
naar de ievendige en in gedaante, cn koleuren,
en zelfs beweging? Wat van allen dezen
zy , de Leeuw uyt de Hamme "juda heeft
overwonnen, de helfche Draak is overwonnen
geworden, Aarons Haf verHond hareHäven.
Exod. t^ll. 12 Het werk des Duyvel is
verbroken: de Lucht, by aldien zy te voren
is v^randerd geweeH, weder in den vorigen
Haat herHelt, zo dat, beneven •Pharaot de
Hovelingcn, ja de Tovcnaars zclve hebben
gezien alle zaken in harcn noiurelyken Haat
en gedaante. Of, de Häven der Guychelfpeelders
zyn, op eene, voor ons onbcgrypelykc
-w yze , van /larons Haf vcrOondcn ,
en met deze wederom verecnlgt.
Wcgens de Toverkonß zyn overalveleBocken
in hcc liehe gebracht, doch in welke zcer
weinig vaHigheid legt opgeHoten; in voorkomende
gevallen word een ryp oordeel
vereiH , eene diepe kennis van de Natuur.
Beide ontbrcekt dikvvilseninden Oordeelaar,
en in den Natuurkundigen. De wysgeertc
der GecHen is van hoger onder/oek, van
welke wy zeer weinig dingen weeten, veel
mecrdere niet weeten: daar komen dingen
voor die naar Tovery rieken, en voor TovcrkunHen
verkiaart worden, en nochtans
enkel naturciyke y.yn. Maar ook isvoor ons
verborgen, welke cn hoe groote dingen de
Duyvel in de Natuur, cn doordezelvczoude
können verrichten , welke en hoedanige
groote
J AJi. cxxm.
KXOIJ
S/U1_(V1IIS e x A<]iiii.