¡i :í
'vtd
I i i
¡í !'! ''
N A T U U R KUNDE.
V Zyfi HORZKLS ./öör GOOS /W gszonden^
fVaar van het volk zig onDermagt
Voeld door hun vuurige Angels -wonden,
En zig alom ter vlugt ^ebragt;
Elk tragt dit enheil af te k&en.,
Maar V is vergeefs zig te verw^re»,
'Die feile legermagt treft hen längs allen kant;
Kog mens nog vi kan dit fnel vliegend hetr ontvlugteH\
Het fchreettwen, kernten. klagen , zagten
Is vrugtt'loosy 'jjant dit 's 't werktuig van GODS band
T}US finden hier i/öör IS R A LI T E N
De hemellegers y tot een ftraf
Enjlaag_ der trotjfe KANANITENj
Zo weren zy den vyand af^
Om 'Jacobs nazaat te bexvire»
Voor die verwoede legerfiharen;
De Horzels zyngenoeg, hier hoeß geen f/>eer^ nog zwaard,
Hiinne /¡ngels jtrekken hen voor Jfies-, voor en degen,
Die hen belooft een wiffe zegen,
JFyl ISRAEL wtrrd dour zy» GÜD bewaard^
Eerfi zag men Pharao geßagen,
En nevens hem Egiftelani
Door 't tienial van vervuoede plagen^
Hier kamt die hemel/e opferhand
Ten ßraf der Heid'nen en Barbären
Met fcherpe HORZ.ELS nedervdren,
lot heil van ISRAEL, tot teken van haar magt.
Oneindige Opperheer wie ziet uw groot vermögen,
Die met verwonderdy Ofgetögen^
Roept: wie begrypt tiw wysheidt ßerkte en kragt?
ALhicr komen voor de Hei riegers GODS
vaH hun •zoort, door welker behulp de
vyanden GODS iroeilen worden veijaagd,
en voorhetaangezichtevanZ/rai/verdreeven.
De gelykluydende plaaczen 7,yn Deut. 1^11.
ao. Daar toe zal de HEERE u-jje GOZ),
ook Horzclenonáer hen zenden: tot datze omkomen,
die ove^gebleven, ende voor uw aangezichteverborgenzyn.
"joßtaXXlV. 12. Ende
ik zondt hurzekn voor n heuendie drevenze
wech van itlieder aangczichte. Vooralle dingen moet hiernaauwkeurigonderzocht
worden het woord Tzirgna , het
welk by Aben Ezra een Arabier, te "Farys gedrukt, eeneziekte becekend, ofinhetgemeen
rampfpoed. Doch de Grieken hebben
Over al bciiendig !ipheykian, ¿.pheykias het
Boek der Wyshc'd hap. yill. 8. Gy hebt de
Voorlopers van uw Hetr leger horzels, SPÜHYKAS, gez.ondeu , op dat zy hm allengskenszoudeuverderven
//;t'/w;)?»Hj-,ende
uyt hem heefc onze beide overzctting Hörzekn;
cn op dar 'er geen gcfchil luilchen zy
luffchcn Vhegen en Horzelen, zo moecmen
weeten, dat een Hörtel wcl eigenclyk /¡nthreytiey
, máardat Spk'yka betekendeneeiie
i^'lieg en een Horzel. Het is cen oud apreekwoord
Spe\kian hinein, ercth'zein in de Lyßjirata
van /Irißojanss w-ord van 'i-'lautus overgezec
irritare Crabrones, de hhrzels verhit'
teren. De oude uytbreidingen (<?^/7«?)grieks
en latyn. Crebro, Òphevx , -Hhiluxeiius
Spheyx Crabro, Ve/pa, eene If^ejpe: In de
uycbreiding van Oukelos en 'Jonaiban komc
voor Gnargttha cn Onrgitha het woord misfchien
toegeiteld zynde van Tzirgna: de Syrier
hedt Zibboritha y waar mede het Kaldeeuwfche
Zibbora overeenkomc. De lattre Joelen
hebben en eene IVeJpe en een tkrzel. Mcc
het Hebreeuwlche Tzhgua is vcrmaagfchapc
der Türken Chargez., t<ix\horzi'l ^ miiTchien Zi'mbur der Arabiers, der Türken
Zimbari der Vtrmvicn Ztmbur, wdkewoorden
cn eene becekencn en cencn hom.
mei JS'lenin-j.k. Lex. 3+70.
Maar de vrage is, of in de a^ngehnalde
Texten van Mofes tx\'yozu:i moeren worden
verllaan eigenclyk genaamde !Vefpencx\ Horzels
, of in eenen Leenfpreukigcn zin de
prikkels der vreeze , door welke aie Volkes en
wierden gedreeven. äv dm zy v lacht eden voor
de hinderen I/raels , hocdanig het opgcvac
heefc Eufeb.us Cäsfarieuf zonder dat /¡ugu- ///>/«j'daar iets tcgen had over bxod. Ltb. ¡1. f. 93. Jof. kap. 27. Ende Arabijche uydcgger over "^ozua. Dit gevoejcn ondertekcnen
RnOauns Haut us, Lirauus, Borrhausy
Vijcator ^ fi''illetust Attisix-orfhj Droäatus,
"junna :
•Ii- •
tiliiJ
• m •