2 1 0 G E E S T E L Y K E
Doeflrebe MofézyienJlafoverEgipteiiknd, ende de HE E RE liríigt cenen OoJteinvindin
datland, dien gehelen dag, ende d'ien gantfchen nacht: 'tgefchiede des
7mrgens, dat de Oofteivind de fprhjkhmen opbracht.
Ende de fpr 'mkhanen hwamen op over bet gantfcbe Egiptenlmid, ende lieten hen neder
aanaUe depalcnder Bgipteuaren, zeerzwaar, voordeze en ^yndergelyh fpr'mkhanen
ak deze, noitgewee/l, en na dae en zulknder ytlke niet wezfn.
Want zy bedekten 'tgezichte desgmitjcben Imtds, ako dat bet land verduyjlert wierd,
ende zy aten al't krmd des landsop, ende alie vrucbten der boomen, die de hagel
hadde overiggelaten: ende daar en hleef met groens aan de boomen, nochte aan de
krmden des velds, in dengantjcben Egtptenlande.
Doekeerdede HE ERE cenen zeer fterkenWeftemnd, diebief de fprinlihanenop,
ende wierpze in de Scbe/f-z-eeutaar en bkef niet een fprinkbaan overig in alie de landpalen
van Egipten. £xod. X , vs, 4, j , 6. 12, 15, 14, i j . itj.
Cy .-,« mi zroenmaal, 6 P H A R A O
Maar gy verßcit nog mter by 't graeij,
: äe fligc.
^iei trejt u gnntsze land een nisit'w' t
1 wréja
De lugt 'Jsord duifler en hcdekt mct eei
Maar äiie nevel komt afgrjuihk neder ddlen
Cm al 'jiat groea rs van de velden af te hdlet
Em heir S P R I N K H A N E N med, e« knabb.
Hoe deerl)k iz-ord de mens en vlugtend ve
Ter^jj^i z.y alles dat de hagel nog ver/choonde
Verdelgeu op icn Dag. i 'jyaiingeUnd! gy '
En tsrgde G O D an lang, dat zyne Majeßeit
•Dize agtjle ßraf heefl aan Egifte toegeleid;
Maar ?jti de plaag u trefi, nu ßaat gy wcSr
Nu z,ult gy u, in fihyn, « i G O D b gebod bej.
tn Idten ISRAEL naar zyn bevekn gaan. ^
Bet heir S P R I N K H A N E N Word hier of g
En daar den IVeßenwiHd in V Rtde-Meir begr^
En gy ziet JACOBS zaad 'zvecr aan als im:e Släven.
Trawduloze HaiggfLaar! is dit uw pligt betragt,
En u-jj belaßte, die ge aan M O S E S deed, -oolbragtl
OJ vtaet tgifte nag me(r ramf en anheil finikin.?
Zie tae Earbaar! z.ie tae l Gods raede is aan 't geniketl
Zy zal 1, op het laaß' mg fei en jelder ß,
Tiramten tat een baak o?n Hern matt
DF, Sfrinkbanen zyn tot fchrik voornanamentlyk
Voor de warme Öollerfche
Luchtllreekcn, en 00k deZuydelykc, ja tot
verlchrikkelyke fchade. Meer verfghrikkelyk
zyn deze Heirlegers G O D S voor Ethiafbie,
Taleßine, Egyfte, Arabie, Jartarye,
China , gelieel Azie en ^frike , dan voor
Eurofa. WanncerzyditVVeerelddeel aantasllen,
zyn zy eerder vreem'dKlingen te noemen,
dan inboorlingen, gelykdePeil. Zeerzciden
begroeten zy onze 'Zwitzetfche landen. De
vaderlyke Jaarboeken noemen dejaren rj^S.
en 1564. als noodfchikkelyke. Het /¡Ififch
• gebergte maakt, gelyk voor de Menfchen,
zo 00k voor de bprinkhanen den overtogt
bezwaarlyk. Daar en legen zyn onze Landñreken
tneör fchade van de koude en van den
Hagel onderworpcn. Dusdanig , het welk
wy in het voorbygaan aanmerken, heeft de
byt en knaagd-.
e bellen
\éven,
alderwyfte G O D over het ßeheel-AI en
gaven, en alderrcchtvaavdigfte Plagenuytgedeeld
Het zoude buyten de zaak zyn, met
getuygbewyzcn dat gene, dat Ikfchryve, tc
ondcrichragen, of deze papieren op te vullen
met gefchiedenillen van Sprinkhanen voor
gehele Landfehappen noodfchikkelyk gcweeft.
Die gene, dewelke zulks willen leezen,
hebben op te flaan 'Plmius L.XJI, c. ¡9.
Eranc. Alvarez Reize daar Ethiapie kap. 32.
Luddf /iantek. Over de EthiaPifcbe gefchied.
¡• -D'eln. 96. A' Clenard. geJehied.L Boek
hl. 73. -Joann. Nieuhf befihryving van Chi.
na. bl. i j i . 177. Vappers Afrika bl. J17
Jofefde S.Angel.Gazafh.VerJ. ophetwoord
Uaifia. Hattmg. Hiü. Eccl. T. II. 1,,
¡11. 6f 7. 11/. 109, fr. itj. Kirchmcyer ffl/ji
de Lacußis infalitis. Chardin VoyagedeTerfe
T. IX. i i j . Die zaken, dewelke ik te voorfchyn
N A T Ü U R
fchyn lal brengen, zullen dienen om den Text
te ontrtrikken.
In de H. Bladeren körnen lo. verfcheidcn
namen van Sprinkhanen voor, hier en daar
naauwkeurig naar te ipeuren. Hier ontmoet .
inen /¡rbe, hei welkdeWoordcnboükSchryvers
afleidenvanÄÄ^Ä, veelzyn-, varmtnigtuuldtgd
worden, f n nlet te onrecht, wani
naauwelyksis eendiervruchtbaarder dancen
tlprinkhaan. Deswegens kunnen nagezien
worden de piaatzen Rechter: yi. y. Vll. 12.
PJ: cy. Jerm: XLVL 23. tX 14. Jod.
1. Ó. Nah.JIL M. Judith. II. it. in well;e
plaatzcn over al de talryklle Heirlegers by
Sprinkhanen vergeleken'worden. Leeuwenhock
tx^erim.'ii contempl f . 584. houd het
voor gewis, dat de Sprinkhanen uyt wormen
voor[komen , en hy hceft gezien dat een
wyfje over de 80. eyertjes leide.
Wy zullen deze achtile Plage over de
Eg'vptenaren overwegen in alle bare omttandigheden,
zn als dezelve op order verhaalc
worden , ende voor alle dingen het teken
van de toekomende zaak, ztet ik zalmorgen
fpmikhanen in uwe lanátpalen brengen, "jers 4.
een kenmerk van een waar Wonderwerk,
het v^elk wy tot noch toe byherhaling hebben
aangecekend. Heden is 'er van deze dieren
niets te zien, maar op den dag van morgen
zullen zy Egyptenland overllromen Éen
Verfchynzel te boven gaande alle de krachten
der Natuure, en Natuurelyke wysgeerte.
De aankondigingalleen van de aankomile
was niet genoeg. In her byzonder worden
opgetcld de fcliaden het R>k aante brengen.
Zy ziiUcn het ge ziehte des lauds beäekken , alzo
áai men de aarde niet zal können zien. Dit
grootc Heirleger GODS ^oeill. 25. moefte
als een dikkc wölke eerlt de lucht verduylleren,
daarnade^ár¿z'f, gclykmenleertw. if.
Maar aanllonds zieh nederlatcnopde^W^,
en dezelve bedekken. Hier ilaat noodwendig,
vvegens de voor tteeling der í^prinkhanen,
eenige dingen voor af te waaríchuwen. Deze
bloedeloze Dieren worden niet op hetoogenblik
voortgeteeld, niet in weinige uuren of
d^gcn. S-^'ammerdara in 4e Hifiorie der Bloedeloze
diertjes bl.id'z. 8verha;ilt „ Dat de
„ Sprinkhanen by den tweeden rang der ver-
„ andering, in welkehetwormtje, deeerite
„ gedaantevanhetPaapje, waarinhetzonder
„ voedzel word gezien, hebbende verlaten,
„ allengskens voedzel hebbende genomen
j, doofopvolgcnde wording tot meer ¿icht-
„ bare ledcn aangegrotid ; totdathetnader-
„ hand wederom tot een ander Paapje word,
„ echter niet zondcr bcwegins;, waar uytals
„ een gevleugcld bloedcloos diertje te voor-
•„ fchyn komt, en als in eenen huuwbarcn
„ ouderdora tot de voorteeUng en voortzetting
van zynezoort nai\r eifch zynerkunne
„ diend lien ieder zict wel , d<ic de tyd al
K U N D E. 21 t
te kort is geweeft van den dag van hcdcn tot
morgen ter voortbrenging van een zo groot-
Heirleger, al waar het ichoon, dat 'er de
eyertjes nu al waren gcwcert, of de Paapjes
van het wormtjc. De Natiiur eifcht langer
vcrtoeven. Zult gy zcggcn, dat de Sprinkhanen
nu al in der daad gcteeld waren in een
landfchap naburig aan Egyfte, en dat'er niet
dan de CoUevvind , vs. 13. gemeld, nodig
was om deze Beeilen aan te voeren. Ik ontken
niet, dat de zaak dus hadde kunnen gefchiedcn.
Maar wie is hy. die op den voorbellemden
en voorgezeiden tyd dezen wind
verwekt heeft? Is het niet diegeen, dewelke,
gelyk over alle de Schepzelen , zo ook over
de winden het bevel voerd ? De voortbrenging
van een zeertalryk krooft in de Oollerfche
Landcllreken is naturelyk. Daar in ons
Eurofa wegens de koude, of andere ongemakkenvan
Onweeren een groot of het gi-oorlle
gedeelte van de eyertjes te loor gaat, körnen
aldaar de meelle of alle, door de gclukkige
, gematigtheid van de Lucht , tot den
laacften trap van volmaakcheid.
Z^i zullen afeeten de Sprinkhanen , dus
vervolgen in het bedreigen ende voorzeggen
de Dienaars en Afgezanten van den Alderhoogften
G O D het overige van het gee-
» ne dat ontkomen is. het gene dat ulieden
» overgebleven was van den Hagel , zy zullen
ook al het geboomte afeeten, dat ulieden
uyt het veld voortkomt. vs. f. En zte
daar de Godtfpraak vervult 'vs. i j . „ Ende
„ zy aten al het kruyd des lands op, ende
„ alie de vruchten der boomen, diedchagel
M hadde overgelaten; ende daar cnblecfniet
„ groens aan de boomen , nochie aan de
„ kruyden des veks in den gantfchen Egyp-
„ tenlande". Ook is dat geen wondcr. AI
waar dat zieh dusdanige Heirlegers ter neder
flaan, aldaarblyfcniets overig, binnenweinige
uuren word denarbeidenhetinkomcnvan
een gehecl Jaar verteerd: alles wat op deakkers
groeid, eeten deze_ Diertjes af , llroopen,
knabbelen, ende fchillen het af. Ja zy
•zyn in dier voegen gulzig, dal zy, daarnitts
overig blyft, zieh zelven opeeten, en tegcn
de onderlinge ingewanden woeden, de ondervinding
daar van gecuyge zynde. Ook
worden de Sprinkhanen gezegt , dat zy niet
alleen door de bete, maar ook door het aanraken
verzengen. „ Derzelver fpeekzel is
j, een vergif zo fchadelyk, dat waar het opvalt,
het zelve vcrderft. Bochart Hieroz
TAl.l.lV c.y uytüamires.
Maar wat koii'er oveiblyvenuvtdenvoorgeganen
Hagel ? „ dewelke geflagen lieeft
„ in den ganifchen Egyptenlande, alles wat
op den velde was — • en alhet kruyt des
„ velds iloeg, ende verbrak al het geboomte
„ des velds." Exod. IX. De z e knoop
ontßrikt de H. Schryverzelf Exod.IX. 31.
„ Hec