N A T ü U R K U N D E. idj
VOor alle dingen moct hierecn l^rukfour,
is cen Sextarins Xejleys7 Wat cen Athenfch
Metreet? De Aangehaalde y/j/Yw-f/. ULc.y.
en /. VIH. c. 2. vcnaalc Gomer doór /¡JJarooH,
/ÍJfaroon, "jjelke een Hcbreeuw/cbe t>iate is
hotid zeven Attifcbe Cotylas. Doch Ephanins
verbetert Jofefus hier ter plaatze, llelicnde
voor Kotulais zeven Sextarios, Xejlas. l:)c
zeer naarítige hijev/cbrnid in het onderzoekcu
van de onde maten en ge-wichten vergelykc
10120. Paryfche vier duymeninhet vierkant
tegen een Cbumer, loír. tegen een Epha of
Bath jo2p Tegen een Homer, Gomer. De
Kekening gemankt zynde tegen onzeZurichfche
naar het fchynr, vcvbeiert worden, dewcllse
in onze Laiynfche ovcrzeiting isingcilopen,
ende voor het derde 'Deel -van een
Epha moetmen leezen een tiendedeel vanee»
Ephii. Maar verdpr ilaat het onzeker denkbceld
van deze Mate tot een ondericheiden
te moeten gebracht worden. Ecne gclykiuydendepIaatsgeeftlichtaanon
zenText Ezech
XLV. 11. Ecu Epha, ende een Bath sullen
'Van eenerley mate zyn. dat een Bath bet tiende
deel van een Homer houde: de mate daarvan
zal zytt vaar den Homer. Maar byaldienwy
alhier ll.>an blyven, zal het duyitere doorhet
even duyilere worden vcrklaard. Wantdaar
word gcvraagt, wat een Epha zy. Wat cen
Bath, gene van drooge, deze van vochte
zaken de mace ? Dit is altyd zeker uyt Ezechiel
maten zo vinde ik, dat een Gomer ! I.
vierdedeels, maatjes, cen Epha i. vierdedeel
ij-^rnaacjeshoucl. Eindelyk een í/cotí'/-
i^. maatjes. Voor de zyde van het viercfii
Fpha en een Hath van dezelvewydte kant vinde ik 151. Pavyfchelinienof duyzyn
gpweell. ^tf/c'/âj brengc ons nader by het : men, ó. linien voor de zyde van de.Homer
oogmerk . de deure openende tot de Griek- | duymen 10 linien. Doclündittegenwooríche
maten, Antiq. lib. VHl c. 1. Een Bath I J¡g Prentblad neme ik gemaks halven alleen
kctH bevatten 7i. Sextarien , derhalven het j de halve zyde van een dezelve Kubus\ daar
zclfde met een Atheenfch Metreet. Maarvvac AC. 6. duymen hier A.B. 2. duym 11. Un.
P R I N T B L A D CXIV.
Daar na toog ic gamfche virgadetinge der hinderen ISRAELS mharedachreyzeu
uyt de •woeflyne Sin, op het bevel des HEEREN-, ende zy kgerdeiihaar
te Raphidim: daar na en -mas geen water voor het volk om te drinken.
Doe twijlede het Volk met Mofe ende zeiden, Geeft gy-/ieaen ons water dat lay dr'mkem
Mofe danJeidcn tot hen, wattwijlgt met my ? waarom ver-mehgby den HERRE ?
Doe nu het volk aldaar dmfede na water, zo murmureerde het volk tegen Mofe,
ende het zeide: waar toe hebt gy om nu uit Egypte doen optrekken, op dat gy
my, ende mme kinderen, ende myn vee, van dorfte dedetfiervenl
Zoo riep Mofe tot den HE ERE, zeggcnde: wat zal ik dezeu volckedoen? daaí
feyk niet ved aan of zy tullen my ¡teenigen.
Doe zeide de HEERE tot Mofe: Gaat henen voor het aangezichte des volcks, ende
neemt met u uit de oudfle van ¡frdél: ende neemt nwenliafinuwehandt, daar
mede gy de riviere floeght, ende gaat henen.
Ztet, ik zal aldaar voor ora aangeúcbte op den rotzfleen in Horeb flaan, endegy
znlt op den rotzfleen flaan, zoo zal daar water nitgaan, dat het volk drinke:
Mofe nudedealuo voor de oogen der ondflen van Ifrdél. Exod. XVII. vs. i. 6.
Het dorílend ISRAEL z.ngt h an mewjun mod,
Enfuikl tiaar WATER, raaar met ¡Ku opregt '^ertrouwai,
Hat GOO , die het zo vaak heeft in 't ¡evaar hehim'Jien,
V Ook hter befibermen zd voor ern iedroefdc dood.
<De Mv«n MOSES, & de ílode-zi oniílmt.
En zo vcet aoiid'rev deed am P H A K. A O kfcbou-xen,
Zd de onnnarjpemb're magt -van G O D hier ií¡í¿r ontfo^-jjen
Tot zyner becr"lykheid^ en laelfmd van den'Jood. ^
Iii
l í : l