N A T U U R K U N D E .
land , geladen met 210 korrelà. Figuur 1.
toond aan eene aare van koorn van 1 f. korrels
uit de Maslografhie van kiermannusfa^.
S.4Ó. het welk onderjclieiden moet worden
van eene byzondere zoort van tarwe vcekarig
genaamt.
'Diurne en van den Qofìenviìnd-verzengdt
aaren können myns oordeels het alderbeit
door verlcbroetjbig^ verzeti^tTigwordenuyigelegt,
byzonder in de Kogge voorkoinende,
dewelke dus ontaarden'de, zo zy in opgezwolle
aaren uitvvall, word zy genaamd
mcläerige Rogge, van anderen dronkme Rogge,
van Lotiicerus Jiogge nage/j.v^indeFranfcUen
ge/joor»i koorn, Èrgot gemumx. Eene
zodanige weelderige aare vertoont de 11 Figuur.
Dusdanig brandkoorn, of liegt zonder
korrels, lloiachtig of in opgezvvolle korreis
uitH'affende, vertoond zeifs alleen maar
door zyne uytwendige gedaante, te weten,
d e zwarte verwe, zeker verfchrikkelyk denkbeeld
van de dood , maar 00k by inwendig
gebruykfchoonmetgezondekorrelsgemengt,
vergiftige, en de kanker voorgaande uytwerkingen.
Deze ontaarde rogge nu word
toegefchreven aan de gedeltheid van eennevelachtige
lucht, al te vochtig, of 00k aan
de honingachtige dauw op de aaren zittend
e , en eene opvolgende bitte : hier, by aldien
de dünne aaren Brandkoorn ¡s,deOoftewind
in de Oolterfelie gewelkn,byzonder
in Egypteuyt Arabie waaijende, opdrogende,
en als verzengende. Deze aaren worden
by de Grieken met een woord genaamd
anernofhthoroi, door den wind verdorven.
Eene byzondere oplettendheid verdient de
vt\ni,Kaäim ,dewelke de verzengende kragt
heeftuytgevoert op de aaren van Thurm in
den droom gezien. W'y vertaalen die, dog
¡liet metaiie Uytleggers, imOnflmmnd.BooharfK
Hieroz. P. II. Üb. L c. 15. in het
Gefchiedenis-verhaal van de Kwakkels gehecl
daar Over uyt, dat hy aantoont, dat deze
wind veel eér Zuidelyk is geweeft , dan
recht Ooftelyk, dog den Ooflenivind onder
zicii begrypende. Indetdaad de oude Wysgeeren
en Geneesmeelters, voornamentiyk
Anfloteks en Theofraftus noemen alleen maar
ta Bore,a, den Noordehhn.ta taNotia,den
Zuydeliten , daar zy de winden befchryven,
nergens ta Hefperta nog ta Eoa. Genenoemt
welAfcfran UUI.C.6. achtvoornamcwinden,
maar in het algemeen dat cenigeNoordelyke
zyn, andereZuydelykegenaamtworden
Dat de Weftewinden als kouder by
den Noordenwind worden geftelt.en by den
Zuydenwindde Ooflelyke,als warmer. Aan
deze wmd A^Äj.fthryft de H. Schrifraur
doorgaans toe eene uytdragende en verzengendekracht&
o^X/ii'.i,. XI^II. ,0. XIX.
• 1. Hof xni 15. Hier van daan is het dat
de Grieken denzelven nergens heuron noe-
1 5 7
men, maar Noton of Kaiifeoi!a,ZmJenwinil,
oi Brandendeui'md. JheodoretU!gtuß VJII
in Gen,f. vergeiykt mede den O o f i n en Zuyl
denwmd by elkander.tenaanzien v.andeuvt.
werking. Ey aidien wy de gelegenheid van
Egypte aanmerken, is beide de wind warm,
de Ooilenuyt Araiiie.en de Zuyden, of Afrikaanfche,
uyt Afrika waaijende, alhoewel
geene vochtiger in zynen doorgang door de
Rode Zee aan t' gypteeengenoegzaamgroote
meenigte van vochte dampen aanbrengende.
Zo by aidien het geoorloofdis tegilTen (en
waarom zoude hetnict geoorloofd zyn, by
aidien zulks anderen 00k vry flaat) zyn het
dezelve winden Kadim, de middelile leitet
Camfßm zynde verändert, en nu nog by de
Egyptenaars bekent, 00k het heeie geweft
fchadelyk, ja byna befmettende ziekte aanbrengende.
De gilTende meeningen wegens
den oorfprong van dit woord zyn verfcheiden.
liy de Egyptenaars beteekent deze
naam het vyftigtal, hierom noemen eenigen
deze winden Carnffim, om dat zy zondertuffchenpozen
gewoonlyk i o dagen waaijen, van
het Feeft der Opllandinge byna tot hetFeeft
der Hemelvaart: anderen van de dood van
Camfß Overften van veele Krygsbenden,
welken eene onmatelyke meenigte fluiizand,
door de winden aangedreven. met zyn ganfchen
Leger inde Afrikaanfche Woeftenyhad
verfmoord, het welk in het leven van i^lexander
den Grooten word gelezen. Van de
winden Campßn zeive, op dat derzelver overeenkon.
ll met onze Kadim bekent worde,
hebbe ik deze dingen gelezen hy Alpinus,
eene Egyptifche Geneesheer I Boek, 7kap.
„ De Oolle-en deZuydewindenGwi;>/nvan
„ bet Zuyden door zandagtige, en door de
„ grootehitte aangdlokene piaatzen, door
„ ruyfchende, enin Egypte waaijende, hef-
„ fen zo veel Iiitte, brandigheid en ilof, en
,. heetgemaakt Zand op.dat zy fchynenvuu-
„ rige vlammen, en door het ilof de alder-
„ dikile wölken derwaarts heen te hebben
gebragt. Dat ftof of zand in overvloed
„ dan door de winden aangevoerd, als van
„ den grond van h'gyptedoordewindenop-
„ gevat, en door de luchtgedreven.kwetft
en befchadigt niet minder door zyne hitte
„ delichaamen, voornamentiyk de oogen,
„ dewelke het byt en ontfteekt. Deze win-
„ den waaijen zonder ophouwden en gefta-
„ dig nu en dan drie, dan eens vyf, 00k wel
„ eens zeven en negen dagcn. En dat men
„ dezelve Charomifihe zoude können noe-
„ men, om dat zy als van Charon voortkomen,
altyd zeer veele doodelyke ziektens
„ hen aanbrengende. In welken ik aange-
„ merkt hebbe,dat veelebefmettelykekoorts-
„ zen en uytzinnigheden de menfchen met in
dagen maar körte uuren verdervende, en
K r „z e e r