I'"*;!
N A T U U R K U N D E . i 7 3
Gy en zult het hhhn niet hohen in synes moeders melk. Exod. XXIII. vs. ip.
i i h r i i l i
Dezelve We t word herhaald£;iö^. J m f / K
16. 'Beut. XIV. 21. ten eenemaa! roet
dezelve woorden, weinige maar zvvaar orn
te verßaan. Geäi welk woord over Gen.
X X X y i ü . 13. eneidersisbyde LXX.Taals-
\it<}LcntAiydLeri/)hosoiaigidm: een
hier hebben zy j^rna een Lam. Symmachas
behoud hcc woord erifbon. Oußieuaßiseriphon
dta galaktos mcytros autou. De Verklaring
yan Onkelos, "Jonathan en de Jsruzalemfihe
i s . gy en zult hei vkefch niet eeten tuet de
melk.
Over den zjn der Wet verfchillen de gevoelens
der Uytleggers Vele lioudendenzelven
vnor Leenipreukig mec Augußinus over
Bxod. Qu^efl. 90 De meelten willen eenen
letterlyken, maar deze treeden wederom in
omwegen, dewelke Bocbart Hieroz.p. 1.1. II.
¿• 50. cot V Orders brengt. daar zyn 'er namentlyk
(i.) Dien^f« Bohkenin zy^ten Moeders
melk is, fchuylende in den buyk der
moeder. Dcze zaak verklaard Klemens de
Jlexandryner ßrornat. l. II. 'Doch die gene,
de welke tegen de btiyken zommiger Beeßen,
voor dat zy geworfen hebben de hiclen ßooten,
oj> dat ey vleefch door Melk verzoet zouden
eeten, die makenvande baarmoeder, de welke
tot voortteeling is gefihafen een graf voor de
urucht, dewelke in de baarmoeder gedragen
ixiord: fiademaal de IVet duydelykßelt: Gyen
zult het boksken niet koken in zynes moeders
melk. 'Dat geennamentlyky zegt hy, dat het
voeäzelis van het levendige, moet niet 'juorden
de fauffe van het gedoode Heeß: noch dat geen,
het welk de oorzaak is des levens diene tot
vemieling van het lichaam. Deze zaken worden
opgeheldert iiyt Plutarchus het II. Boek,
wegens het vleefch eeten: Doch anderenfpringende
tegen de uijers der Zwynen , dewelke
naby den tyd zyn om te werj>en, ßooten dezelve
met de hielen , op dat z^y het' Rloed ende de
Melk , en het vuyle bloed der onvolmaakte
Vruchten te gelyk gedood tu de barensween
tnede inmengende (helaas Jupiter door ofFer
te verzoencn) het grotelyks, in benaauwtheid
zinde deel van het Beeß zottden opßokken.
Het alderoudile Bewysdom van deze gulzige
en te gelyk wreede uytvinding welke wy
zien, is van Plutarchus, dewclkc omtrent
I ioo. jaren jongcr geweeil: is als Mo/es ^ en
alleen van zwynen gewaagd, niet van Bokkcn
of Lammeren. Dcrhalven zoude het
Klemens te bewyzen Iban, dat dcze gevvoonte,
o f by de b'.gyptenaars of by de loäen in gebruyk
is geweeil . Ik voege by deze dingen,
dewelke tegenvverpc, dat deze lekkernyen,
by aldien zy 'er geweed zyn, vuyl
zyn geweeft, nademaal niet allecn overig is j
gebleven dat voedcnd vocht van h.et \"lies,'
het wel k eenigzins by de Melk, alsdaar naar
gelykende , kan worden vergeleken, inaar
ook is de pis zelf daar mede , en met het
vleefch, door de wreede voeten der ilotende
gekneulT:, vermengd geweef t, en de zelve
genoegzaam menigvuldig in de Alantoidcn,
een zeer dun vllesje, vergadert, gelyk ook
mede de drek, in de Därmen , byzonder de
blinde, op een gehoopt. Ja zelfs zoude dit
Gebod zo zeer niet nodig zyn geweeil, oni
dat al eiders den Joden verboden was alle
blondgeflage vleefch , alle vleefch met hec
bloed, het zy binnen de aderenbeilooten,of
buyten de vaten, of tuilchcn de dünne aderijes
beftolt. •
Junius, Tifiator^vi¿zxtn zyn van meening,
dat men onder den naam van een Boksken m
zynes t/ioeders welkt moet verftaan de cerile
^ Zeven dagen na het baren, in devvelke het
byzonder de melk van de moeder van noden
h e e f t , op dat hec llcrk zoude worden 5 dat
daarom het flachten van een Bok voor den
achtilen dag nade geboorte, namentiyk tot
eeneofferhande G O D E opteofferen,word
verboden, en zy willen deze Plaacs van dezelve
beduyding hebben met Exod. XXII. 29.
en 30. Den eerßgeborenen uwer Zoonen zult
gy my geven. 30. 'Desgeiyks zult gy doen met
Uwe» OJfen , ende met uwe fchapen : zeve/t
dagen zullenze by hare moeder zyn, ten achtfien
dage zultgbyfe my geven: Ende Lev. XXII.
2 7. Zeven dagen zal het onder zyne moeder
zyn : daar na van den acht fien dagh,
ende daar over^ zal ìoy aangenaam zyn tot
offerhande des vyeroffers den HEERE.
Z y voegen daar by dat Levlt. XXIII. 19. de
Wet der Eerftelingen daar herhaalc volge op
deze van den Bok in 's Moeders melkniccte
kooken. Ja daar zyn "er, dewelke dcze dingen
te huys brengen uyt Exod. XXXll^. a 6.
op den Bok of Lam van het Paafchfeeitr
Dezen kan woi'den tegengeworpen, dat een
Bok in zyns moeders melk isj zo lang als hy
word gezogen, op den acht f tcn, negendcn en
volgende dagen, zo wel alsopdeiizevenden.
Andere willen onder deverbodenefpyzen
een Bok of Lam {teilen niet alleen zeven dagen
, maar zo lang als het van de moeder word
gezoogd, welke tyd in de ßokkendiic, in
de Lammeren vier maanden duurd. Zo zegt
Varrò de Re Ruß. Lib II. c. t. ß)tia tot de
vier maanden worden de Lammeren niet van
de mam afgehouden, de Bokken drie maanden
oud zyn geworden, als dan worden zy afgen -
men, en beginnen onder de kudde te zyn. Zy
voegen er de reden by, oin dat zy alsdan ¿0
gezond niet zyn, en melle mecr dan bloed
hebben, maar raet een eene zedelyke, dac
hec iets onmenfchelyk is, de vrucht van's Moe-
Z z z dcrs
1. -riiii