N A T U U R K U N D E .
Met het geßagte Vi op't BRANDALTAAR if brengen^
Of met het oferbloed zyn voetßuk te befprengen.
'De omheining zien wy ook 'vertoond op hare maat;
JVaar längs V naauwkeurig oog verwonderd wyden ^
Daar zeflig Tylaars, op bnn koop're voeten^ praleriy
Met hun gordynen, daar geen lynwaat by kau knien
In fragt, of heerHykheid; alleen geeft de Ooflerkaui ,
Een vryen ingang tot den voorbof; in dien ßand
Komt't koofre^ AT zig, by't BRANDALTAAR ,
Om V Triefierhk gewaad te zuiv'ren, te verfchönent
Op dat 'er niets onrein by V ofren wierd beßaan,
V alles naar den wil en rjuet 'van G O D /
ALhiervind een Meetkundige,eenBouwmeefter,
een Gezichtkundigc, een Natuurkundige,
een Onderzoeker der Heilige
Oudheden waar mede hy zieh kan oefFenen.
Het Voorhof is geweecit Chitzer een plaats
onder den blooten Hemel, met Pylaren en
Tapyten rontom beiiangen en befloten. De
L X X . hebben Anley , anders Tropulaion,
waar mede overeenkomt het Hoogduytfche
woord Voorhof, Aihier iiaataan ce merken,
dat de Egyptenaars bynaar dezelve deelen van
den Tempel hebben gehad, welke de Ifra'Hi •
ten gehad hebben , -w-aar uyt Le Klerk een
vermoeden heeft opgevat, dat G O D aan
zyn Volk heeit toegeilaan, eneenen, byna
zodanigen, dienft vnorgefchreeven, als het
in Egypte hadde gezien. Laat ons Klemens
den Alexandryner hooren 'Picdag. L. II f. c.2.
By welken, de Egyptenaar, hun Tem^elen en de
Voorhoven, en de ingangen opgeciert zyn, en
de ßojfchen en Beilige wanden, doch de l^oorboven
met zeer veele 'Pylaren omzet zyn : i'
'^•anden glinßeren door vreemde gefleenten.
en kunflige Jcbildeiy'in, zo dat gy daar niets
aan zoude "wenfchen, ook blinken de lempelen
van Goud, ZUver en Amber. De verborgene
piaatzen worden befchaduwd rondom door met
goudinge'joeve lynwaten. Waarlyk zeergepait
op de tegenwoordigezaak. Want de Egyptifche
Tenipelen hadden drie voorname deelen
Tropidata, 'Portalen Voorhoven, Pronoas,
als of men zeide Voor-Tempel, ingang tot de
binnenfte vertrekken, en Naos of Se-^hs den
Tempel zelven , van de alderheiligrte Plaats
Adntou door een Tapyt afgefcheiden; hier
mede kan men gevoegelyk vergelyken het
Voorhof, het Heilige, het Heilige der Heiligen,
van onzen Tabernakel. Daar is eene overfchoone
plaats by Strabo het XVH. Boek
biadz. 55-4. van den Geneeffchen'Druk: 'Doch
achter de ingangen is de Tempel, hebbende een
groot VOORHOF, PROM AON, ende aanmerkens
waardig, ook een heimelyk binneverirek
met de grootheid overee»körnende: doch
geen beeld, of ten ininfien geenzins eene tnenfchclyke
gedaante, maar van eenig onrede^k
Hier. W aar uyt tc gelyk bly kbaar is het groote
onderfcheid tuiFchen de Tempelcn der Egiptenaren
en der Jfra'duen, nadcmaal geene in
de alderverborgenile Plaats gehad hebberi
eenen Afgod onder de gedaante van een lieeilj
deze geheel andere dingen. Andere zaken,
devvelke anderen meer van naby aanroeren,
ga ik itilzwygende voorby.
Het Voorhof, van het welkwy tegenwoordig
fpreeken is honderd eilen lang geweeft,
vyttig breedt, de optelling gemaakc zynde
zult gy vinden de Lengte op de
Paryfche Maat De Zurichfche.
166'. 6." 8.'" 17S'. o". o'".
De ßreedte-
83. 3. 4- 89. o. o.
De Poorte van het Voorhof van zo Ellen.
33. 4- 4- 6- o-
Ook is het Tapyt in de Zuyder even als in de
Noorder lengte geweeii; van 100. Ellen, opgehangen
aan 20. Pylaren even ver van den
anderen flaande, de As namentlyk van de
As eilen. Dus waren deze twee wanden
ten eenemaal gefloten, zo dat niemantde ingang
openltond Ook was het Weiter Voorhof
"50. eilen lang gedoten, afhangende van
10. pylaren, namentlyk 8, in de midden en
tweehoekige, welkehoekpylarenniet minder
tot deze 10. bchoren , dan dezen iland tot
die 20. de Boiiwkundige Welgefchiktheid
wiU Dus szx\^3AXVPhilo inhetkvenvanMofes
het III. Boek, dat 'er in het geheel zyn
geweeii 60. Pylaren, namentlyk 40. in elke
lengte, ende 8. in elke breedre. Doch +0-
en 16. makenilechts56.uyt. Waaruytblykt
dat Philo de hoekpykren tweemalenheefcgerekent.
Ten Ooflen, daar deinging openflond,
was het Tapyt verdeelt. Het Zuyder en Noorder
gedeelte is geweeii: van i"?. eilen, van
pylaren aftangende, zo dat er midden tusfchen
deze Tapyien over is gebleven eene
wydtevan lo. Ellen, iiipiaats van een ingang
verciert met dat kollelyk dekzel, 'lapyt,
waar van vs. 16. alvvaar gene melding van
C/ji?r//^i«j-word gemaakt. Door deze raymte,
het Tapyt, of om hoog zynde getrokken,
of aan den kant gefci^oven, itond de toegang
tot den Voorhof zclf open, en voor al hec
volk aan dedeure ftaande her gezicht tot den
dienft