"F
N A T U U R K U N D E.
¡1 ï'M
De naam Merorim is gemeen a an ni le bittere
kruyden, dewelke by het PaaÌcbfecIl
wicrden gebruykt, maar ook is bvzonder
Met or, gel yk het g r iekfche 'Pikris. Eene zoort
van LaiHwe bitterder dan andere. !Min. het
XIX. Boek ¡jei 8. ka^. Doch het aldcr-
„ Ilechtlle zoort van Latuwe hebben zy tot
„ verwyt van bitterheid Pibi^ gctoenaamt.
É n in het l^lil. Boek kaf 17. noemd hy
Tikris^ wilde Latuwe. „ De Tytel in hot
, , Kruydboek van /¡fuiepis kap. 30. van de
5, wilde Latuwe word by de Grieken ge-
„ naamdt tridnx agria van zommigcn 'Pih-'ts.
J)ic is de rede alvvaarom Biercjijmus over
ExodusQ.\\ Numeri\\tx. Griekfche èpi}>iktidoon
overgezet heefc r^zt wilde Latu-^e. Ook is
'Pikris wilde endivie. Diofkorides op de boven
aangehaalde plaats , Actius, Suiàas cn
Tbeoß'aßus itellen de fikrida onder de Ci'
koryen. Plin. het XXI. Boek het 17. kaf.
„ de biltcre crwete, en dewelke pikris gc-
„ naamt word, bloeid mede het gchele jaar
„ door .• de bitterheid hecft haar den naam
3, gtfgevcn". Terophelderingvandezediend,
dac Mermia by Abenbicaruì is eene zoorte
van de alderbitterÜe wilde Cikorey. En by
Serapion in het Boek Albani of By een verzamelaar
eene zeort van latuvj, waar in bitterkeid
is, en waar nyt Melk vloeid. Derhalven
xal <J^leror Cikorey zyn of Hazekool, want
hier mede komt beter over een het teken
van de melk genomen « het welk aan de
wilde Latuw 'Diofkorides en Iheofraßtis ook
geven Hiß l.VIl.c.jf. dewelke ditzoort van
Latuwzeer meìkdragendViQfCi\^, zie ß oc hart
bladz. 606. Tie HaZikool die glad is geker/t
tuet breedebinden, ziePrintbladCX L I 11. de
X . Figuur: vv;iar by ik voegede gladdefìnalbladige
Hazekool de XI. Figuur.
De Gemariften tellenmede onder de Paafch-
Uruyden Birdopbnin , dat niet zo zeer een
Kruyd i s , dan wel een boomgewafch , naroentlyk
eene Rozelaurier., of Rozeboom. In
Schemih Rabba kap. word gezegt „ dat
„ zy aan het water waflcn, en bloen.en lieb-
„ ben even als de Roozen . cn bladcren ,
„ dewelke vergiftig zyn voor de Beeilen''.
Lo zegt ^Diojcoriàes mede, „ dat de Roze-
„ Unrier wafcht aan waterachcige plaatzen ,
„ längs de bceken, en dac àtrcivt Rozcbloe-
„ men heeft". Van de kracht der Kozelaurier
voor Ezels, Mujlcn, Paarden, en andere
Dieren dodelyk kanmen mcèr leezen by Lucianusin
i.uciuSf by Strabo in het Xi^. Boek,
hv T>ioftoridesy 'PUnius, anderen. In het
byzondcr -/.yn waardig om gelezcnteworden"
die dingen, dewelke van de venynige krache
\zn<.\Q'Pontifcbe Rozelaar y hcbbende cen blad
vajt een Mifpelboom mee cene gele bUem, en
van den honing door de byen daar van vergadert
lourncjort aan me rkt in zy ne Heize het
2 2 3
Lara dut [lirdopbne een Rozeboom is in zyne
overcenkmß van de Rabbyafche mtt de Griekjchewoorden.
tiiçrHe.bladz: . Hirdophne,
Rhododaphney, Rododendrum is d e Adelfa mata
lonccida der hpaanfchen.
Het goddclyk gcbod beiliiat in de aigemccne
aanmelding van Merorim , bittere
kruyden, zo dat het in der Joden keur ilond
dez-clve te kiezen uyt de inoeskruydenofuyc
de zalaatkruyden: want clk !and brcngt nieC
ailes voort. De hedendaagfehe J ode'n gebruygroote
Radys, wilde Radys, 'Peierzeh,
bladeren van Klirnop en zoortgelyken naar de
verfcheidentheid der Landfchappen, Locbner
Kermm bladz. / r,
Deze bittere kruyden zyn niet geweef t zonder
Verborgenheid. Daar door wierdre kennen
gegeven het bitter leven, het wclk zy
doorbrächten in dte zware en harde dienfl"
baarhtid., namentlyk in le cm, ende in ticbelfleenen
, ende met allen dienß op den velde.
. Exod. I. 14. Z o dat zynaarvvaarheidkondcn
uytroepen, hetgeendenakomeûngendeeden
in Babels gevangenis Klaagl. III. i^. lly
heeft my met bi'terheden vcrzadigd, hy hecft
my met alfem dronken gemaakt. \Vant by de
Hebreeuwen worden bittere dingen genaamt
alle diezaken, dewelke het gemoedbezwaarl
yk beangftigen. Ten zelven einde wierd ook
het ongezuurde brood gegecen? als ganfch
niet aangenaam voor het gehemcl te, het brood
der elende. 'Deut. XVI. Deze ongezuurde
broodeu worden byflukkenaangedifcht. ora
dat aan de armen de brokken worden uytg
e d e e l t , met gehele brooden, zie Bocbart
bladz. 611.
W y gaan voorttothet overigevsnde Wetinftelling,
Exod. XU. c^. Gyenzult daarnict
raeuw van ieten, ook geenffins in waler gezoden,
maar aan den vyere gebraden. Zo verklären
het de befnedenc Leeraars, Maimonides
, Salome i Kimchi, -Romarins. Dat by de
Hebrecuvvcn is raauw N a : eenwoorduytde
eenmaal g e z egde , eigeni lyk niet garifch raau vr,
maar niet ter deeg gaar gebraaden. Hot zelve
zegt mcde het Arabilch woord Maa. Met
eén woord : het inoefle geen halfgebrade of
ail een geblakert vleefch zyn, hoedimig dat was
• by Alexis in 'Paimychis, alwaar iomant den
kok dusdanig bekyft:
— — — T)it vlrefch is maar
llalf gaav, de potpafiey is bedurven.
Hocdanig het doorgaans van de Engelfchen
word gegeten, ja boven het geheel gaare geacht.
Ole/ìjìrius heeft dir yw overgezet,
gebroken, van een gefneden, van ^a^ino breeken,
van een deelen. cn hy wi l , dat het Lam
geheei moell worden gebraden, niet in llukx
en gedeek, gelyk men gewoon is te doen
Il, Deci bladz. m . Ook getuygd Cohen de i ¿e gene, dewelke gekookt worden, ja
I oolc
Il