
Hoop, met het anker als wandelstaf, längs het strand wandelende , achter haar eensmeltoven.
Een drietal schepen nadert de kust; s p e r a t a f e r u n t m e t a l l a , in de afsnede h. w . f . Keerz.:
onder het wapen van Gelderland: m o n e t a e— g e l r o . z u t p h a n ic a e— iu d ic io II. f a c t o — c. c.—
m . h. l o h se . — 1793. Met weglating van het lofwerk is dus het omschrift gelijk aan dat op
den penning van 1787.
Op den eersten Landdag na de omwenteling in 1795, te Nijmegen gehouden, verklaarden
de zoogenaamde provisionele representanten van het vrije volk van Gelderland, bij de af-
kondiging van de regten van den menseh, dat daarmede ten eenenmale onbestäanbaar was het
gezag van het Hof Provinciaal, o f door dat Hof geusurpeerd. Men weet dat genoemd ligchaara
met de Rekenkamer de zaken van de munt bestuurde. De werking van dat Hof werd nu
zeer beperkt, en de zorg voor de financien, onder anderen, opgedragen aan het College van
Politie, Finantién en Algemeen Welzijn.
Uit naam van dit College had dan 00k Lohse’ s derdé busopening plaats , en wel den 29sten
Maart 1796. Hij had gewerkt van 11 April 1793 tot 23 November 1795;
Nederlandsche gouden due aten, van 14 Mei tot 8 October 1795, 638 mark (N°. 586).
Nederlandsche zilveren du eaten, tot op 19 Mei 1795, 576 mark (N°. 587)*
Nederlandsche drieguldens, van 30 April tot 23 November 1795, 23234 mark (N°. .588}.
Nederlandsche guldens, van 28 April to t 18 November 1795,, 33642 mark (N 0.. 589).
D.e penning op deze busopening, gesneden door H. Walter, bevindt zieh in zilver in mijne
verzameling, en is afgebeeld Vervolg van Loon, N°. 840, pi. LXXX. Voorz.: Mercurius
zittende op eene geldkist, achter hem een smeltoven, p e c v n ia com m e r g io r vm f v l c r v m , in
de afsnede h. w . f . Keerz.: onder het wapen van Gelderland, m o n e t a e— g e l r o . z u t p h a n
ic a e— iu d ic io I I I . f a c t o — c. c.— m . h. l o h se— 17965 dus gelijk opsqhrift als op den penning
van 1793.
De laatste muntbus van Lohse werd geopend 17 November 1801, en werd gedaan door
den fungerenden Agent van Finantién der Bataafsche Republiek, A. S. Abbem'a. Als waar-
dijn kwam nu voor Albertus Huijsman, en als essayeur J. Mooijen Hzn. Er waren gewerkt ,
tusschen. 29 Maart 1796 en 10 November 1801:
Nederlandsche gouden ducat en , 1 1 1 1 1 mark (N°. 593).
Nederlandsche drieguldens, van 6 April tot 16 Augustus 1796 , .5768 mark (N°. 590)*
Nederlandsche guldens, van 20 April tot 17 Augustus 1796, 1864 mark (N°. 591).
Nederlandsche zilyeren due aten, 23943 mark (N°. 592).
Voor de uit te keeren medaille, waarvan de kosten voor rekening van den muntmeester
kwamen, vergoedde hij voor acht gouden, elk acht ducaten, en voor acht zilveren, elk een
once fijn, doch eene gouden en zilveren te zamen gerekend o p -/ 48.— .
Den 25stcn Maart 1802 werd zijne rekening afgesloten door Commissarissen van de Admi_
nistratie der Domeinen van het voormallg gewest Gelderland, binnen Arnhem., Over de
munten, door hem in 1802 geslagen, Nederlandsche gouden ducaten (N°. 595) en- Nederlandsche
zilyeren ducaten (N°. 596) ontbreken mij de opgaven van het gewerkte.
*) Den sos*«1 Noverobea: l8o: had Lohse op nieuw-den eed afgelegd voor den Agent van Financien der
Bataafsche Repnbliek.