
kosten van het snijden van de Stempels voor de médaillé bij zijné intrede, endiebij zijnemunt-
busopening. De waardijn werd door de Domeinen bezoldigd. In 1770 maakte men met den
muntmeester eene eenigzins günstiger overeenkomstJ De penning bij de busopening vervaardigd,
is afgebeeld Vervolg op van Loon, N°. 366, en vervaardigd door Gijsbertus van Moelingen,
welke daarvoor f 50.^— genoot. Voorz.: Mercurius met slangenstaf en geldbuidel; commer-
c ia DiTANT populum, in1 de afsnede g : v : m: f : Keerz.: onder het wapen van Gelder land,
tusschen lofwerk: illustr. delegatis— gelriæ e t zutph.— præfectisque r e i—^num : foede.
BELGii— pecü. c . c. NovisADi— prob at a ; daaronder 1762. In zilver bij mij aanwezig.
Tijdens het muntmeesterschap van Novisadi kwamen er van den kant van de Generaal-
meesters klagten in over de penningjes, welke men in onze dagen gewoon is kwartguldens
te noemen. In 1759 gaf men onder het volk er ook reeds deze benaming aan. Er zijn
evenwel geene eigenlijke kwartguldens in Gelderland geslagen, gelijk in 1692 in Holland,
op een gehalte van 7 penn. en ad 50*/* in het mark (Resol. 26 Sept. 1692).
Den 29**®“ Mei 1759 schreef hij dienaangaande aan Hof en Rekenkamer, in antwoord op
de gedane vragen, dat hij op de munt van Gelderland niet had geslagen kwartguldens of
vijfstuiverspenningen, maar wel op eigen goedvinden en in navolging van andere munten,
eene zekere soort van penningjes ter' gelegenheid van het nieuwe jaar. Hij had er van gemaakt
tot 19 Februari 1759, 180 mark van .79 o f 80 in het mark, zijnde 14335 stuks op
een allooi van 6 penning 20 grein ; het waren „penningjes om te dienen tot geschenk, waarop
geène waardeaanduiding was gesteld, maar niet om te dienen tot payement o f scheidemunt,
welke fàculteit alleen de Souverain aan zieh behouden heeft te doen slaan.”
Voorts schrijft hij, dat op de munten van Utrecht, Holland en Westfriesland soortgelijke,
met gelijk doel, waren geslagen, in het geheel, met inbegrip van de Geldersche, voor onge-
veer 1222 mark, variëerende in het allooi van 6 penning 22 grein tot 10 penning 22 gr.,
en in het mark van 76 tot 80 stuks. Een voornemen van de Staten van Holland en West-
friesland, om die stukjes voor biljoen te verklären, werd afgeraden, daar het, hoewel de insignia
van de munt waren gevolgd, toch geeite munten waren, maar médaillés, die door de
muntmeesters voor 41/., -tot 6 stuivers uit lief hebberg werden verkocht, gelijk zij deden met
gouden en zilveren duiten, gouden scheepjesschellingen enz. *)
Zijne tweede muntbus, loopende van 30 Augustus 1762 tot 21 Augustus 1764, werd in
laatstgenoemde maand geopend. Nu had hij gewerkt:
Nederlandsche gouden duc at en, 1791 mark (N°. 502).
Nederlandsche gouden rijders, 2) waaronder halve, van 31 Augustus tôt 28 September 1762,
597 mark (N°. 503, 504).
Nederlandsche drieguldens, van i <5 Januari tot 26 Juli 1764, 31537 mark (N°. 520).
Nederlandsche guldens, 165782 mark (N°. 521).
Zie hierover ook D. Groebe: Bjjdragen tot de kennis der muntzaken in de Vereenigde Nederlanden,
bladz. 48 e n z . , en ook Resolutie S t.-G en. 10 Decenfber 1760, waarbij het vervaardigen van de zoogenaamde
Nieuwjaarspenningjes, alsmede van de gonden ducatons, njjksdaalders, guldens enz. werd toegelaten.
*) Reeds in 1758 was door Gelderland ter muntkamer aangedrongen om den slag van heele en halve
rijders weder te vergunnen.