
N°. loa .; 105, 108. Halve Qeldersche Rifksdaalders van 1598, 1599 en 1601, waarvanhij
te zamen verwerkte, van ultimo Juli 1598 tot 6 Augustus 1601, volgens de instructie van
24 Juni 1598, 18474 mark 1 ons, waarvan in de bus 579 stuks.
Hij had nog gemunt:
N°. 92. Nederlandsche Rifksdaalders, *) later genoemd Uniedaalders, waarvan hij aanheele
en halve op 27 Maart 1594, 2 5 mark 3 ons verwerkte; 1 stuk dezer specie werd in de bus
gevonden: De munt, gevalueerd volgens Acte van de Raden van State in dato 24 Maart 1593
op 45 stuivers, was gemaakt op een allooi van 10 penn. 16 gr., in de snede waren er 8s/x2,
remedie 1 gr.i t eng. Dit stuk kwam mij in natura nog niet voor, wel
N°. 94 met het jaartal 1595, en
N°. 97 en 98. Heele en halve, met het jaartal 1596, waarvan hij er te zamen sloeg,
volgens „instructie van naestlesten December 1594” , tusschen -7 Mei 1595 en n April
1598 5 8297 mark 1 ons. In de bus werden 237 stuks gevonden.
N°. 95. Twintigste Realen, waarvan hij van -15 Maart 1595 tot 24 Mei 1596 (de munt
kwam mij alleen voor met het jaartal 1595) vervaardigde 407 mark 4 ons, van welke 44
stuks in de bus. Het was eene voortzetting van den muntslag van 1586 (zie N°. 47).
N°. 98*. Fijftigste Realen, 2) welke muntsoort mij voor Gelderland nog onbekend is.
Hij sloeg er op 20 Januari 1596, 28 mark 4 ons van, waarvan in de bus 3 stuks. Eene
soortgelijke munt van Holland vindt men afgebeeld bij Verkade, pi. 44 N°. 3.
N°. 98**. Honderdste Realen o f halve stuiver, op den voet van de ordonnantie van „naestlesten
December 1594.” .¡Van deze muntsoort, mij mede nog niet voorgekomen, sloeg hij,
waarschijnlijk in 1595 o f 1596, 29 mark, waarvan 6 buspenningen werden verantwoord.
Voor Overijssel komt een honderdste Reaal yoor, Catalogus Ö. K e e r N°. 17 53.3).
Eindelijk sloeg hij nog, van 5 Augustus 1597 tot 28 Juni 1600:
N°. 1 op. Geldersche daalders van 36 stuivers, volgens Resolutie van de Staten-Generaal
van 28 Juni 1597* Van deze munt, op den voet van den Hollandschen daalder met den
leeuw, gelijk hij 00k in 1589 had geslagen (zie N°. 58 ), muntte hij op een allooi van 9
penn., in de snede 88/9 stuks, n5'oo mark 6 ons, waarvan 306 stuks in de bus. Niettegenstaande
deze aanzienlijke hoeveelheid, kwam mij nimmer een exemplaar voor. Mogelijk
heeft de muntmeester gehandeld gelijk mij bleek dat zijn ambtgenoot in Holland deed, namelijk
nog gemunt met de ijzers, voerende het jaartal 1589. In Utrecht waren tusschen 1598 en
1600 00k halve leeuwendaalders op dezen type geslagen.
f|i Notulen Staten-Generaal 19 December 1594, „gearresteerd het patroon van den rijksdaalder, houdende
de zeven wapens, van Gelder land Vlaanderen, Holland, Zeeland in de eerste reij, en in de tweede van
Utrecht', Friesland en- Overijssel, en geresolveert, door de generaals zeven patronen te doen maacken, en
die in de vergadering voor jjder prov. over te geven.” "
-■3)¡ '14 December 1594 was door de Staten-Generaal tot den slag van deze muntsoort besloten, gelijk 00k
van den halven stuiver, terwjjl den 28 dier maand werd bepaald dat elke provinde als proef zoude munten
200 mark vijf grooten, 100 mark stuivers en 50 mark halve stuivers.
3) Voor Holland is deze muntsoort 00k geslagen, blijkens het imij voorgekomen muntbusopening-verbaal,
en wel in, April 1595.