
Nederlandsche leeuwendaalders, 14328 mark, waarvan 418 stuks in de bus. Hieronder
zullen dus wel begrepen zijn de halve leeuwendaalders.J) (Zie N°. 124).
Nederlandsche penning van 10 stuivers, vervaardigd den i8den September 1607. De munt
komt niet anders voor dan met het jaartal 1606. Hij sloeg er slechts van 9 mark 6 ons
6 eng., waarvan in de bus 2 stuks werden gevonden. (Zie N°. 119).
Uit de Bijlagen tot deZe rekening blijkt nog dat als waardijn fungeerde Jacob de Claer,
als ijzersnijder Jan Noster. De eerstgenoemde werd na zijnen dood (15 Maart 1612) op-
gevolgd door Jan Marin Pannekoek (29 Maart 1612). Voor aan de Rekenkamer in dit
tijdsbestek geleverde legpenningen was ontvangen f 142.— en eene ton bier ä / 8.— voor
de gezellen.
Zijne tweede muntbus loopt> van 19 September 1609 tot 7 Januari 1620 en verantwoordt:
Nederlandsche dubbeie ducaten, geslagen 18 September 1613, ten getale van 159 stuks,
waarvan 1 in de bus. Van deze munt is mij nog nimmer een exemplaar voorgekomen.
(N°. 142)^
Nederlandsche ducaten, 121680 stuks, waarvan 269 buspenningen.. (Zie N°. 132* enz.)
Gr00te Nederlandsche gouden rijders, 74265 stuks, waarvan 167 buspenningen (N°. 144enz.)
Den 4den April 1621 schrijven Hof en Rekenkamer aan de Staten-Generaal, dat zij gaarne
voldoen zullen aan den wensch om de Stempels van de heele en halve rijders in te trekken.
Lang duurde die intrekking niet, want er komen rijders voor met het jaartal 1622. Teregt
leest men in genoemden brief, waarin. 00k gezegd wordt dat- Gelderland gewoonlijk de eerste
is om gevolg te geven aan de pogingen tot redres. van het muntwezen, dat, als andere gewesten
dat- voorbeeld niet volgen, de St.-Gen. „het niet qualick duijden en willen, dat sij
den muntmeester de Stempels wederom toestellen.” ■ •
. Halve Nederlandsche rijders, 204141 stuks, waarvan 456 buspenningen (N°. 145 enz.)
Nederlandsche rijksdaalders, waaronder wederom begrepen zijn de halve, 112098 mark 7
ons, waarvan in de'bus 3803 stuks. (Zie N°. 133, 134 enz.)
Nederlandsche leeuwendaalders, 52150 mark 6 ons, waarvan 1785 buspenningen (N°. 137,
de halve leeuwendaalders hieronder begrepen N°. 168).
Nederlandsche dubbele stuivers, 9092 mark 5 ons, waarvan 1616 stuks in de bus (N°. 154),
en eindelijk_nog
Nederlandsche enkele stuivers, 780 mark, waarvan 262 stuks in de. bus (N°. 155)*
Deze rekening leverde overigens weinig belangrijks op. Voor de geregtigheid van den
nieuwen penning werd betaald aan de Heeren van het Hof f 12064— , en wel. voor den ge-
heelen en halven leeuwendaalder van 1606, voor den schelling van 1601, den heelen en halven
rijksdaalder van 1606, den tien-stuivers penning van 1607, den heelen en halven gouden
rijder, en voor den ducaat met de letteren. Jan Noster sneed de ijzers vqor den dubbelen
| f lu Alewjjns tweede rekening worden vermeld de Stempels van den heelen en halven leeuwendaalder
van 1606; Als daarmede dus niet bedoeld wordt de muntsoort in dat jaar geordonneerd, dan kunnen die
munten nög teruggevonden worden met dat jaartal. Ik heb ze evenwel in mijne lijst hierachter nog niet
opgenomen, in de onzekerheid of ze geslagen zijn.
6