
hen gestorven was, bepaalden de Gen. Staten voor het vervolg hun getal ®p drle. In de
Commissie voor de Generaals van de munt van de koningin regentes, van i Mei 1535,
worden ze genoemd Meesters Generaals Raadsheeren.
Blijkens zijne zesde rekening, loopende over het gewerkte van 1 October 1586 tot 5
Augustus 1588, sloeg Alewijn van bovenstaande muntsoorten slechts den Nobel, den Ducaot,
den Reaal met den halven en het twintigste deel, en den Rijksdaalder met den halven.
Bij de instructie was vastgesteld voor den halven en vierden Nobel, het allooi van den
geheelen, en voor gewigt 64 en 128 in het mark, remedie 1 gr. 3/4 eng., voor het vijfde
deel van den Reaal een gelijk allooi als van den geheelen, in de snede 354S/64, remedie 1 gr.
1 eng., voor het tiende deel een allooi van 10 penningen, in de snede 71 *3/3,, remedie 1 gr.
1 eng., en voor den stuiver een allooi van 5 penn., in de snede 180, remedie 2 gr. 2 eng.
Bij missive van 11 Maart 1587 had Elbertus Leoninus reeds aangedrongen op het openen
der muntbus, maar oneenigheid tusschen het Hof en de Rekenkamer, had dit vertraagd.
Alewijn nu had geslagen:
N°. 44. Nederlandsche Nobel, op een allooi van 23 karaat 10*/a gr., in de snede 32 stuks,
remedie 1 gr. */a eng., sleischat 4 schell., koers van uitgifte 25 schelling. Hij vervaardigde
er slechts 102 stuks van, waarvan 1 als buspenning. Van de resterende 101 stuks schijnt
geen exemplaar meer overig te zijn. De' type zal waarschijnlijk wel geweest zijn, gelijk de
munt van Holland, afgebeeld bij Verkade pi. 39, N°. 1.
N°. 45. Nederlandsche Ducaat, welke mij 00k in originali niet voorkwam. Het allooi
was 23 karaat 8 gr., in de snede 70 stuks, remedie 1 gr. 3/4 eng., koers van uitgifte n
sch. 4 gr. vlaams, de sleischat was 8 sch. 10 gr. Hij sloeg hiervan 8730 stuks, waarvan 35
in de bus werden gevonden. De ducaat en de rijksdaalder werden voornamelijk geordonneerd
voor den handel met de Oostersche (Oostzee) steden.
N°. 46. Reaal, op een allooi van 10 penn., in de snede 79/54, remedie 1 gr. 1 eng., koers
8 schell. 4 gr., sleischat 6 gr. 21 m. Hiervan en van den halven (N°. 5 1 ) sloeg hij 48 mark
5 eng., waarvan in de bus 4 stuks. Vreemd is het dat niettegenstaande het geringe aantal
geslagene stukken, de Reaal niet zeldzaam is. Ik vermoed dat deze opgave dus onjuist is.
De halve Reaal is hoogst zeldzaam; Gewigt en allooi van den Reaal was gelijk aan den
Philipsdaalder, vroeger gemunt. Een piedfort van den Reaal is in mijne verzameling, ter-
w i j l een exemplaar in goud in het Kabinet S u a s so voorkomt.
N°. 47. Twintigste reaal, op een allooi van 5 penn., in de snede 7 i 5/s, remedie -i*/a- gr.,
i x/a eng., sleischat 6 penn. Hiervan sloeg hij tusschen 1 October 1586 en 5 Augustus 1588,
d us daaronder zijn begrepen de munten met de jaartallen 1586, 1587 en 158 8 ,x) 1983 mark 2
o n s 1 eng., waarvan in de bus 2 mark. Een piedfort van 1587 bezit de Heer R o e s t te Leiden.
N°. 48. Nederlandsche rijksdaalders, op een allooi van 10 p. 16 g r ., in de snede 85/ia,
remedie 1 gr. 1 eng., sleischat 5 p. 4x/3 m., koers van uitgifte 45 stuivers. Hiérvan sloeg
hij in'genoemd tijdvak, dus daaronder is N°. 49 begrepen, 516 mark 5 eng., waarvan 2
mark in de bus werden gevonden. Ook is in dit cijfer begrepen:
1) Die met het jaartal 1588 kunnen ook begrepen zijn in zjjne volgende rekening, loopende van 5 Augustus
1588 tot 1 Augustus 1593.